ECLI:NL:OGAACMB:2020:1

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
AUA201904289
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van onmiddellijke tenuitvoerlegging van ontslagbesluit in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad. De verzoeker, de Gouverneur van Aruba, had op 11 november 2019 een landsbesluit genomen waarin hij de disciplinaire straf van ontslag aan de verzoeker had opgelegd, met onmiddellijke tenuitvoerlegging. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorziening bij voorraad, omdat hij vreesde voor onevenredig nadeel indien het ontslagbesluit in de hoofdzaak geen stand zou houden.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De rechter heeft vastgesteld dat de hoofdregel is dat de opgelegde disciplinaire straf niet ten uitvoer wordt gelegd zolang deze niet onherroepelijk is. Slechts in uitzonderlijke gevallen, wanneer het dienstbelang dat vordert, kan hiervan worden afgeweken. De rechter heeft geconcludeerd dat de verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom onmiddellijke tenuitvoerlegging noodzakelijk was, en dat de verzoeker in zijn belangen wordt geschaad door het ontslag.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden landsbesluit te schorsen, wat betekent dat de verzoeker zijn bezoldiging blijft ontvangen totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar tegen het ontslagbesluit. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

GAZA nr. AUA201904289

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[klager],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 11 november 2019, no. 1, (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten (I) verzoeker met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder 1, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van ontslag op te leggen en te bepalen dat met toepassing van artikel 85, eerste lid, van de Lma, wegens dienstbelang, de disciplinaire straf van ontslag, onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd, en (II) althans voor zover de onder punt I genoemde ontslaggrond komt te vervallen, betrokkene met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lma eervol ontslag te verlenen met ingang van dagtekening van dit landsbesluit.
Daartegen heeft verzoeker op 10 december 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Tevens heeft hij zich op 10 december 2019 tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
Het verzoek is in raadkamer behandeld op 6 januari 2020. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
Ingevolge artikel 82 van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i, van de Lma is de disciplinaire straf, welke kan worden toegepast, ontslag.
Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Lma wordt de straf niet ten uitvoer gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
3. Het verzoek strekt ertoe dat verzoeker hangende de behandeling van het bezwaar tegen het bestreden landsbesluit zijn bezoldiging blijft genieten. Aan dit verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat het besteden landsbesluit in bezwaar geen stand zal houden, omdat verweerder zich daarbij ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Verder voert hij aan dat hij onevenredig in zijn belangen wordt geschaad, nu hij geen andere inkomsten dan zijn bezoldiging vanwege het Land geniet en hij zijn vaste lasten moet voldoen en in het onderhoud van zijn gezin moet voorzien.
4. Het gerecht stelt voorop dat in artikel 85, eerste lid, van de Lma de hoofdregel is vastgelegd dat de opgelegde disciplinaire straf niet ten uitvoer wordt gelegd, zolang deze niet onherroepelijk is geworden. Slechts indien onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van het bevoegd gezag door het dienstbelang wordt gevorderd, kan uitzondering op deze regel worden gemaakt. Verweerder heeft in dit geval van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
5. Gelet op de hiervoor genoemde hoofdregel en de ingrijpende gevolgen die het bestreden landsbesluit voor verzoeker heeft – hij komt zonder werk en inkomen te zitten – zal verweerder niet lichtvaardig mogen overgaan tot het gelasten van de onmiddellijke tenuitvoerlegging daarvan. De vraag of zich een situatie voordoet waarin verweerder daartoe – omdat het dienstbelang dat vordert – heeft kunnen besluiten, houdt nauw verband met de ernst van het aan verzoeker verweten gedrag dat reden heeft gevormd voor zijn ontslag, alsmede met de juistheid van dat verwijt.
6. In het bestreden landsbesluit heeft verweerder niet uitdrukkelijk gemotiveerd waarom hij toepassing heeft gegeven aan de hem in artikel 85, eerste lid, van de Lma gegeven bevoegdheid om als uitzondering op de hoofdregel tot onmiddellijke uitvoering van de opgelegde disciplinaire straf te beslissen. Verweerder heeft daar niet gemotiveerd dat en waarom het dienstbelang dat vordert. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven dat hij daartoe heeft besloten gelet op de precaire financiële situatie van het Land en op het restitutierisico dat verweerder vreest indien het gegeven ontslag uiteindelijk standhoudt. Daarmee heeft verweerder evenwel niet gemotiveerd dat en waarom het dienstbelang in dit geval onmiddellijke uitvoering van het strafontslag vordert.
7. Het gerecht stelt vast dat de aan verzoeker gerichte verwijten het resultaat zijn van onderzoek, aan de hand van WhatsApp-correspondentie, foto’s en verklaringen van verzoeker en andere collega’s. De juistheid van de resultaten van dit onderzoek worden door verzoeker met klem bestreden. Gelet op een en ander is het gerecht van oordeel dat de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een onverwijlde voorziening, zich niet goed leent voor het vormen van een (voorlopig) inhoudelijk oordeel omtrent de juistheid van het aan verzoeker verleende strafontslag.
8. Onder de hiervoor onder 6 en 7 vermelde omstandigheden acht het gerecht, na een afweging van de betrokken belangen, termen aanwezig om, ter voorkoming van onevenredig nadeel aan de zijde van verzoeker indien het ontslagbesluit in de hoofdzaak geen stand zal houden, bij wijze van beslissing bij voorraad te bepalen dat het bestreden landsbesluit, voor zover daarbij de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het strafontslag is gelast, te schorsen. Dit betekent ook dat zijn bezoldiging dient te worden doorbetaald.
9. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat in een voorzieningenprocedure als de onderhavige geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De voorzieningenrechter beslissende bij voorraad:
schorsthet landsbesluit van 11 november 2019, no. 1, voor zover daarbij is bepaald dat de daarbij gegeven disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd,
totdatop de tegen dit landsbesluit gemaakte bezwaar is beslist.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 27 januari 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.