ECLI:NL:OGAACMB:2019:99

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
AUA201900597
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en bezwaar in ambtenarenzaken met betrekking tot schorsing van een ambtenaar

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek tot opheffing van een schorsing die haar was opgelegd bij landsbesluit van 2 augustus 2017. Klaagster diende haar verzoek op 4 december 2018 in, maar verweerder heeft hierop geen inhoudelijke beslissing genomen. Klaagster heeft vervolgens op 26 februari 2019 bezwaar gemaakt bij het Gerecht in Ambtenarenzaken, dat de zaak op 19 augustus 2019 ter zitting heeft behandeld. Klaagster was aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.

Het gerecht oordeelt dat het bezwaar gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van klaagster. Het gerecht verwijst naar een eerdere uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, waarin werd vastgesteld dat de weigering om te beschikken niet als een afwijzende of goedkeurende beschikking kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat klaagster het recht heeft om een procedureel middel in te zetten om verweerder te dwingen tot besluitvorming. Het gerecht stelt verweerder een termijn van drie maanden om alsnog een beslissing te nemen op het verzoek van klaagster.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 2 september 2019, en beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing. Het gerecht heeft ook bepaald dat verweerder de proceskosten van klaagster moet vergoeden, begroot op Afl. 600. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de procedure voor hoger beroep.

Uitspraak

Gaza nr. AUA201900597

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Klaagster heeft bij brief van 3 december 2018, ingediend op 4 december 2018, verzocht om de aan klaagster bij landsbesluit van 2 augustus 2017 opgelegde schorsing, op te heffen.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 26 februari 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2019. Klaagster is in persoon verschenen bijgestaan door mr. A.E.A. Hernandez occuperende voor mr. H.F. Falconi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 4 december 2018 ingediend verzoek van klaagster mocht zij, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beslissen. Weliswaar is ten tijde van het indienen van het bezwaar op 26 februari 2019 nog geen jaar verstreken na het verzoek van klaagster van 4 december 2018, maar dit doet niet eraan af dat verweerder bekend is met het feit dat klaagster de opheffing van de schorsing wenst. Op 15 december 2017 is de ministerraad immers al akkoord gegaan met het voorstel van de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling om de ordemaatregel op te heffen. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze weigering tijdig ingediend.
1.2
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009: BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is dus een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klaagster. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
1.3
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
1.4
Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beslissen.
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 600.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 2 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.