In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 2 september 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Klager had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van zijn bevordering, die volgens hem niet in overeenstemming was met het beleid dat bevorderingen niet verder terug mogen werken dan drie jaar voor het indienen van het bevorderingsverzoek. Klager was van mening dat hij eerder bevorderd had moeten worden dan de door verweerder gekozen datum van 1 april 2011. Hij stelde dat hij recht had op bevorderingen per 1 maart 2007, 1 maart 2009 en 1 maart 2011, en dat zijn collega’s met een vergelijkbare carrièrelijn wel op deze data waren bevorderd.
Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de termijn was ingediend, omdat hij aannemelijk had gemaakt dat hij pas op 19 juli 2018 kennis had genomen van de bestreden beschikking. Het gerecht concludeerde dat de ingangsdatum van de bevordering niet in overeenstemming was met het beleid van verweerder, en verklaarde het bezwaar gegrond. Het landsbesluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuw landsbesluit te nemen, waarbij ook het gelijkheidsbeginsel in acht moest worden genomen. Dit houdt in dat verweerder moet motiveren of klager recht heeft op een bevordering om de twee jaar, net als zijn collega’s. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag bij bevorderingen en de noodzaak om deze bevoegdheid zorgvuldig te gebruiken.