In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage. Klager, werkzaam bij de Directie Scheepvaart Aruba, had verzocht om een waarnemingstoelage over de periode vanaf 2 oktober 2017, omdat hij feitelijk de functie van directeur van de DSA had waargenomen. De minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector, verweerder, had dit verzoek afgewezen met de motivering dat klager niet de enige waarnemer was en dat de 1ste waarnemer ten onrechte een waarnemerstoelage had ontvangen.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager inderdaad gedurende de relevante periode de functie van directeur heeft waargenomen en dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 26 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Het gerecht oordeelde dat klager recht heeft op de waarnemingstoelage en verklaarde het bezwaar gegrond. De bestreden beschikking van verweerder werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met de uitspraak.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de ambtenarenwetgeving en de rechten van ambtenaren die tijdelijk hogere functies waarnemen. Het gerecht heeft de procedurele aspecten van het hoger beroep uiteengezet, inclusief de vereisten voor het indienen van een hogerberoepschrift.