ECLI:NL:OGAACMB:2019:93

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201900432
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van waarnemingstoelage aan ambtenaar in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage. Klager, werkzaam bij de Directie Scheepvaart Aruba, had verzocht om een waarnemingstoelage over de periode vanaf 2 oktober 2017, omdat hij feitelijk de functie van directeur van de DSA had waargenomen. De minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector, verweerder, had dit verzoek afgewezen met de motivering dat klager niet de enige waarnemer was en dat de 1ste waarnemer ten onrechte een waarnemerstoelage had ontvangen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager inderdaad gedurende de relevante periode de functie van directeur heeft waargenomen en dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 26 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Het gerecht oordeelde dat klager recht heeft op de waarnemingstoelage en verklaarde het bezwaar gegrond. De bestreden beschikking van verweerder werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de ambtenarenwetgeving en de rechten van ambtenaren die tijdelijk hogere functies waarnemen. Het gerecht heeft de procedurele aspecten van het hoger beroep uiteengezet, inclusief de vereisten voor het indienen van een hogerberoepschrift.

Uitspraak

Uitspraak van 19 augustus 2019
GAZA nr. AUA201900432

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[KLAGER],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN TRANSPORT, COMMUNICATIE EN PRIMAIRE SECTOR,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 januari 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder afwijzend beslist op klagers verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage over de periode vanaf 2 oktober 2017.
Tegen deze beschikking heeft klager op 12 februari 2019 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 20 juni 2019 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2019. Klager is in persoon verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1. Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) wordt, indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert, de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
Ingevolge het tweede lid, heeft de ambtenaar die overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid is belast met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, over de tijd der waarneming aanspraak op toekenning door de betrokken minister van een toelage boven zijn eigen bezoldiging, ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, met inachtneming van de bepalingen betreffende persoonlijke toelage(n) indien de waarneming:
a. 30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
De feiten
2.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij Directie Scheepvaart Aruba (DSA).
2.2
Bij landsbesluit van 24 mei 2018 heeft verweerder besloten om klager voor het kalenderjaar 2017 als 2de waarnemer aan te wijzen om bij afwezigheid, belet of ontstentenis als waarnemer van de directeur van de DSA op te treden.
2.3
Bij brief van 15 februari 2018 heeft klager verzocht om een waarnemingstoelage vanaf 2 oktober 2017.
2.4
Bij bestreden beschikking is het verzoek van klager afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager gedurende de periode van 19 december 2017 tot en met 31 december 2017 (in totaal 13 dagen) de functie van directeur van DSA heeft waargenomen. De 1ste waarnemer heeft gedurende de periode 4 april 2017 tot en met 19 december 2017 de waarnemerstoelage uitbetaald gekregen.
3.2
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage over de periode van 2 oktober 2017 tot en met 19 december 2019 en voert - kort samengevat - aan dat hij, niet de 1ste waarnemer, gedurende die periode de functie van directeur heeft waargenomen. De directeur is op 1 mei 2017 overleden. De 1ste waarnemer is sinds oktober 2017 ter beschikking gesteld van de minister-president. Aan de 1ste waarnemer is ten onrechte over de periode van 2 oktober 2017 tot en met 19 december 2017 een waarnemerstoelage toegekend.
De beoordeling
4. In geschil is de of verweerder terecht aan klager geen waarnemerstoelage over de periode van 2 oktober 2017 tot en met 19 december 2019 heeft toegekend.
5.1
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat de 1ste waarnemer inderdaad per oktober 2017 ter beschikking is gesteld van de minister-president maar dat zij pas per 19 december 2017 officieel is benoemd als secretaris van de ministerraad.
5.2
Het gerecht overweegt dat uit de bewoordingen van artikel 26 van de Lma volgt dat de ambtenaar die feitelijk belast is met de tijdelijke waarneming van een ambt over de tijd der waarneming aanspraak heeft op toekenning van een toelage boven zijn eigen bezoldiging. Vast is komen te staan dat klager in de periode van 2 oktober 2017 tot en met 19 december 2017 feitelijk belast was met de tijdelijke waarneming van de functie van directeur van DSA. Hiermee voldoet klager aan de vereisten van artikel 26 Lma en heeft hij aanspraak op een toelage over de periode van 2 oktober 2017 tot en met 19 december 2017.
6. Het bezwaar is gegrond. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking van verweerder van 16 januari 2019;
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.