ECLI:NL:OGAACMB:2019:92

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201900278
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering beëdiging en verbod uniform dragen ambtenaar in gevangeniswezen

In deze zaak heeft klager, werkzaam als Divisiemanager Detentie en Veiligheid bij de Dienst Gevangeniswezen, bezwaar gemaakt tegen de weigering van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie om hem in vol tenue te beëdigen en het hem opgelegde verbod om in uniform te werken. Klager ontving in januari 2019 een uitnodiging voor zijn beëdiging, maar enkele uren voor de ceremonie werd hem meegedeeld dat hij niet beëdigd zou worden. Hierop diende hij op 30 januari 2019 een bezwaarschrift in. De zaak werd behandeld op 24 juni 2019, waarbij klager en zijn gemachtigde aanwezig waren.

Het gerecht oordeelde dat klager zijn werkzaamheden in uniform dient uit te voeren, conform artikel 18 van het Landsbesluit gevangeniswezen. Het verbod dat hem was opgelegd om in uniform te werken, werd als strijdig met de wet beschouwd. Het gerecht stelde vast dat klager recht had op beëdiging en dat de weigering van de minister om hem te beëdigen in strijd was met de wettelijke verplichtingen voor ambtenaren. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het bezwaar van klager gegrond was, en de minister werd veroordeeld tot het verstrekken van een uniform en het betalen van proceskosten aan klager.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 19 augustus 2019, en partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 19 augustus 2019 (bij vervroeging)
Behorende bij zaak met nummer AUA201900278

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[KLAGER],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In januari 2019 heeft klager een uitnodiging ontvangen voor zijn beëdiging in vol tenue op 10 januari 2019, samen met adspirant-gevangenisinrichtingswerkers en verschillende personeelsleden.
Enkele uren voor de beëdiging, ontving klager het bericht dat verweerder had besloten dat hij, klager, niet beëdigd zou worden.
Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht op 30 januari 2019.
Namens verweerder zijn op 20 juni 2019 stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 24 juni 2019, alwaar klager in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder bij de gemachtigde voornoemd zijn verschenen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
Standpunten van partijen
1. Klager kan zich niet verenigen met de weigering hem (in vol tenue) te beëdigen en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat deze beslissing c.q. feitelijk handelen in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder die van zorgvuldigheid, détournement de pouvoir en willekeur. Het bezwaar van klager richt zich tevens tot het hem in maart 2018 opgelegde verbod zich in uniform naar het werk te begeven. Hij verzoekt vernietiging van de bestreden beslissingen.
1.1
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft klager aangevoerd dat hij vanaf 1 maart 2016 is geplaatst in de executieve en leidinggevende functie van Divisiemanager Detentie en Veiligheid, en dat hem bij zijn aantreden een uniform - met op de schouder de onderscheiding van twee sterren - is verstrekt, hetwelk hij tot maart 2018 op werk heeft gedragen. In maart 2018 heeft de waarnemend directeur van de Dienst Gevangeniswezen hem verboden dat uniform te dragen, met als reden dat hij in een administratieve rang (hoofdkommies 1ste klasse) is geplaatst, en hem geïnstrueerd om voortaan in burgerkleding te komen werken. Het hem verstrekte uniform heeft hij moeten inleveren.
2. Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat klager bij Landsbesluit van 27 juli 2017 is bevorderd naar de administratieve rang van hoofdcommies 1ste klasse.
Ter zitting heeft verweerder verder aangevoerd dat de beëdiging in januari 2019 feitelijk al heeft plaatsgevonden, zodat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn bezwaar voor zover gericht tegen de weigering hem toen te beëdigen.
Ontvankelijkheid
3.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen om te beschikken of te handelen. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
3.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift, dat is gericht tegen de weigering hem te beëdigen en het hem opgelegde verbod om in uniform te werken, binnen de daarvoor gestelde termijn ingediend, zodat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar.
Het geschil
4. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden klager heeft verboden in uniform te werken, en heeft besloten hem niet te beëdigen.
De feiten
5. Bij de beoordeling gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5.1
Bij advies van 9 september 2009 heeft de Dienst P&O Justitie en Veiligheid de toenmalige minister van Justitie geadviseerd om vooruitlopende op de vaststelling van een nieuwe organisatiestructuur voor het Korrectie Instituut Aruba (KIA), alvast een aantal nieuwe functies met de indicatieve waarderingen, goed te keuren. Een van die nieuwe functies is de Divisiemanager divisie Detentie en Veiligheid, die in de plaats komt van het adjunct-hoofd, met een indicatieve functiewaardering in schaal 12.
5.2
Bij Landsbesluit van 23 juni 2016 is klager met ingang van 1 maart 2016 aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst bij de Dienst Gevangeniswezen, in de functie van Divisiemanager Detentie en Veiligheid, met vaststelling van zijn bezoldiging op schaal 10, dienstjaar 9.
5.3
Bij Landsbesluit van 27 juli 2017 is klager met ingang van 1 maart 2017 bevorderd naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse in schaal 11, dienstjaar 5.
5.4
Uit het gespreksverslag van 23 maart 2018 volgt, dat klager op die dag door de waarnemend directeur van de Dienst Gevangeniswezen op de hoogte werd gesteld dat hij vanaf 26 maart 2018 het dienstuniform niet meer mocht dragen en dat hij in burgerkleding moest komen werken.
5.5
Klager heeft een officiële uitnodiging ontvangen om samen met de aspirant-gevangenisinrichtingswerker en verschillende personeelsleden op 10 januari 2019 in vol tenue te worden beëdigd in handen van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie.
5.6
Klager is niet beëdigd.
Het wettelijk kader
6. Ingevolge artikel 46 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht is de ambtenaar verplicht bij de aanvaarding van zijn betrekking, bij aanstelling in een andere betrekking of indien hij met de tijdelijke waarneming van een ambt wordt belast, een eed of belofte van zuivering en een ambtseed of belofte in handen van het bevoegde gezag af te leggen.
Ingevolge artikel 2, tweede lid van het Landsbesluit gevangeniswezen (AB 2000 no. GT 2) vallen onder de algemene benaming personeel, de directeur, de hoofdgevangenisopzichter 1ste klasse, de hoofdgevangenisopzichter, de gevangenisopzichter 1ste klasse, de gevangenisopzichter, de gevangenbewaarder 1ste klasse A, de gevangenbewaarder 1ste klasse, de gevangenbewaarder, de chauffeur bij het gevangeniswezen en de adspirant-gevangenbewaarder.
Ingevolge artikel 15, eerste lid van het Landsbesluit gevangeniswezen leggen het personeel en zij die tijdelijk met de uitoefening van een functie in het gesticht zijn belast, als zodanig alvorens het ambt of de functie te aanvaarden in handen van de minister van Justitie een eed of belofte van zuivering, en een ambtseed of belofte af.
Ingevolge artikel 18 van het Landsbesluit gevangeniswezen draagt het personeel, met uitzondering van de directeur, binnen het gesticht een uniform, door de minister van Justitie vast te stellen.
Ingevolge artikel 2 van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen gevangenispersoneel (AB 1993 no. 38) bestaan bij de Dienst Gevangeniswezen de navolgende rangen voor ambtenaren, oplopend van de laagste naar de hoogste: adspirant-gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, gevangenbewaarder 1ste klasse, gevangenbewaarder 1ste klasse A, gevangenisopzichter, gevangenisopzichter 1ste klasse, hoofdgevangenisopzichter en hoofdgevangenisopzichter 1ste klasse.
De beoordeling
7. Uit boven aangehaalde wettelijke bepalingen volgt, dat voor een ambtenaar in het algemeen en een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen in het bijzonder, de verplichting bestaat te worden beëdigd. De weigering van verweerder om klager te beëdigen is dan ook in strijd met de wet.
8. Wat betreft het bezwaar van klager voor zover gericht tegen het verbod om in uniform te werken, overweegt het gerecht het volgende.
8.1
Uit het Landsbesluit gevangeniswezen volgt dat het personeel dat zorg draagt voor de beveiliging van de gedetineerden en voor handhaving van orde, rust en veiligheid in de gevangenis, de opgedragen werkzaamheden in uniform moet uitvoeren.
8.2
Het uniform is niet alleen belangrijk voor de uniformiteit binnen de Dienst gevangeniswezen, maar ook voor de herkenbaarheid en veiligheid van de drager ervan. Aan het uniform is immers te zien dat de drager ervan bij de Dienst gevangeniswezen behoort, en dat hij een bepaalde functie, met de daarbij behorende bevoegdheden, binnen de organisatie bekleedt: Een uniform straalt gezag en autoriteit uit.
8.3
De nieuwe functie van Divisiemanager Detentie en Veiligheid is, gelet op de functiebeschrijving en functiewaardering, een leidinggevende functie met executieve status. Gelet op doel en strekking van het Landsbesluit gevangeniswezen valt deze functie dan ook onder de definitie van personeel als bedoeld in artikel 2 van dat landsbesluit.
9. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat klager zijn werkzaamheden in uniform dient uit te voeren, het een en ander conform het bepaalde in artikel 18 van het Landsbesluit gevangeniswezen. Het door of namens verweerder aan hem opgelegde verbod een uniform te dragen, is dan ook in strijd met een algemeen verbindend voorschrift.
10. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar van klager gegrond is.
Kosten
11. Verweerder dient op navolgende wijze in de kosten te worden veroordeeld.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de weigering van verweerder om klager in vol tenue te beëdigen;
- vernietigt het door of namens verweerder aan klager opgelegd verbod om in uniform te werken;
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak aan klager een uniform verstrekt dat past bij zijn leidinggevende en executieve functie;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 19 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).