ECLI:NL:OGAACMB:2019:89

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803664
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen het uitblijven van een ontslagbesluit wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, op 4 januari 2018 verzocht om eervol ontslag te verkrijgen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit verzoek is door de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling, verweerder, niet tijdig behandeld, wat heeft geleid tot een bezwaar van klaagster op 9 november 2018. De voorlopige voorzieningenrechter had eerder op 10 december 2018 al vastgesteld dat klaagster met ingang van 4 juli 2018 uit dienst is getreden en dat haar ontslag eervol is. Deze uitspraak is door het gerecht in Ambtenarenzaken overgenomen en als bijlage aan de huidige uitspraak gehecht.

Het gerecht heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het bezwaar van klaagster tegen de fictieve weigering van de minister ontvankelijk is, omdat de minister niet binnen de redelijke termijn van negen maanden op het verzoek heeft beslist. Het gerecht heeft vastgesteld dat er een fictieve weigering is ontstaan, waardoor klaagster recht heeft op een beslissing op haar verzoek. De minister is veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris. Het verzoek van klaagster om een immateriële schadevergoeding van Afl. 25.000,- is afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.

De uitspraak van het gerecht verklaart het bezwaar gegrond, vernietigt de fictieve weigering en bevestigt dat klaagster eervol uit dienst is getreden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter, op 19 augustus 2019.

Uitspraak

Uitspraak van 19 augustus 2019
GAZA nr. AUA201803664

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van

[VERZOEKSTER],

wonende te Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE MINISTER VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN DUURZAME ONTWIKKELING,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER, hierna: de minister,
gemachtigde: mr. T.V.H. Hassell (werkzaam bij het Bureau van de minister).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 4 januari 2018, door verweerder ontvangen op 1 februari 2019, heeft klaagster verzocht met ingang van 4 juli 2018 eervol te worden ontslagen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft verzoekster op 9 november 2018 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft een contra-memorie ingediend.
De zaak is op 27 mei 2019 ter zitting behandeld. Klaagster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Klaagster heeft op 4 januari 2018 verweerder verzocht haar eervol ontslag te verlenen in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Tegen het uitblijven van een beslissing heeft klaagster op 12 november 2018 een bezwaarschrift ingediend waarin zij het gerecht heeft verzocht de fictieve weigering nietig te verklaren en verweerder op te dragen binnen een maand een ontslagbesluit aan klaagster toe te kennen. Bij aanvullend bezwaarschrift van 24 mei 2018 heeft klaagster verzocht de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter te handhaven en verweerder te veroordelen tot het vergoeden van immateriële schadevergoeding voor een bedrag van Afl 25.000,-.
2. Het gerecht ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klaagsters bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek ontvankelijk is. Conform vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken is de redelijke termijn voor een fictieve weigering één jaar. Bijzondere gevallen, afhankelijk van de aard van de zaak, kunnen aanleiding geven om hiervan af te wijken. Het gerecht is van oordeel dat er in dit geval aanleiding bestaat om aan te nemen dat na de termijn van negen maanden een fictieve weigering is ontstaan. Klaagster heeft verweerder (herhaaldelijk) verzocht een ontslagbesluit te nemen in verband met het bereiken van haar pensioengerechtigde leeftijd. Het betreft in deze een besluit dat voorzienbaar is en waarvoor geen uitgebreid onderzoek behoeft plaats te vinden. Klaagster heeft groot belang bij het verkrijgen van een ontslagbesluit nu zij onweersproken heeft gesteld dat haar pensioen niet wordt uitbetaald als zij geen ontslagbesluit kan overhandigen.
3. Gelet op het vorengaande is het gerecht van oordeel dat verweerder binnen de redelijke termijn van negen maanden op het verzoek van klaagster had dienen te beslissen. Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klaagster van 4 januari 2018, mocht zij, gelet op de aard van het verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beschikken. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze fictieve weigering tijdig ingediend, zodat verzoekster kan worden ontvangen in haar bezwaar.
4. Verweerder heeft niet beslist op de verzoeken van klaagster, zodat het bezwaar gegrond is.
5. Bij uitspraak van 10 december 2018 heeft de voorlopige voorzieningenrechter beslist dat vast staat dat klaagster met ingang van 4 juli 2018 wegens het bereiken van de 62-jarige leeftijd uit dienst is getreden en dat haar ontslag eervol is. Voorts heeft de voorzieningenrechter bepaald dat deze uitspraak in plaats treedt van het (ontbrekende) ontslagbesluit in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Het gerecht hecht deze uitspraak als bijlage aan, neemt de overwegingen en de beslissing van de voorzieningenrechter over en maakt deze tot de zijne.
6. Het verzoek van klaagster verweerder te veroordelen tot het betalen van Afl 25.000,- aan immateriële schadevergoeding wordt afgewezen bij gebrek aan onderbouwing.
7. Het gerecht veroordeelt verweerder in de proceskosten gevallen aan de zijde van klager, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond, voor zover gericht tegen de fictieve weigering en vernietigt deze weigering,
- verstaat dat klaagster met ingang van 4 juli 2018 wegens het ontbreken van de 62-jarige leeftijd uit dienst is getreden en dat haar ontslag eervol is;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het (ontbrekende) ontslagbesluit in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, die begroot worden op een bedrag van Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris.
- wijst het meer of anders verzocht af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.