In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die niet akkoord ging met de ingangsdatum van zijn bevordering naar de rang van hoofdtechnisch opzichter. Klager was sinds 1 oktober 1997 werkzaam bij de Dienst Openbare Werken en had in 2018 bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba, waarin zijn bevordering per 1 april 2016 werd vastgesteld, met de eerstvolgende periodieke verhoging op 1 september 2016. Klager stelde dat hij per 1 september 2015 bevorderd had moeten worden en dat de verhoging eerder had moeten ingaan.
Tijdens de zitting op 27 mei 2019 was klager niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. Het gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen overwogen. Klager had eerder in een brief aangegeven dat hij per 1 september 2015 benoemd was in een hogere functie, maar het gerecht oordeelde dat de bevordering naar schaal 8 pas mogelijk was na drie jaar dienstanciënniteit in de hogere functie, wat pas per 1 april 2016 het geval was.
Het gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd was met betrekking tot de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging. Het bezwaar van klager werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en verweerder werd opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen over de bevordering, rekening houdend met de overwegingen van het gerecht. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2019.