ECLI:NL:OGAACMB:2019:86

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803982
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf en ne bis in idem-beginsel in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 26 augustus 2019 uitspraak gedaan in een bezwaar van klaagster, een politieambtenaar, tegen een voorgenomen disciplinaire straf van ontslag. Klaagster was betrokken bij een verkeersongeval op 13 maart 2015, waarbij een twaalfjarig meisje om het leven kwam. Na een strafrechtelijke veroordeling op 5 juli 2018, waarbij klaagster een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid kreeg opgelegd, heeft verweerder op 14 mei 2018 een disciplinaire straf van terugzetting in rang opgelegd. In november 2018 heeft verweerder klaagster in kennis gesteld van zijn voornemen om haar opnieuw te straffen met ontslag, wat klaagster betwistte.

Het gerecht heeft geoordeeld dat het opleggen van een nieuwe disciplinaire straf in strijd is met artikel 86, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), dat bepaalt dat slechts één disciplinaire straf kan worden opgelegd voor dezelfde gedraging. Het gerecht concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een nieuwe straf rechtvaardigen, en dat de eerdere disciplinaire straf niet kan worden herhaald. Het bezwaar van klaagster is gegrond verklaard, en het voornemen tot ontslag mag niet ten uitvoer worden gelegd. De uitspraak benadrukt het ne bis in idem-beginsel, dat verbiedt dat iemand voor dezelfde feiten opnieuw wordt bestraft.

De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het ambtenarenrecht, met name in gevallen van disciplinaire straffen en de bescherming van ambtenaren tegen dubbele bestraffing voor dezelfde feiten.

Uitspraak

Uitspraak van 26 augustus 2019
Gaza nr. AUA201803982

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[naam klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. Chris F.K.J. Lejuez,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 14 november 2018 (de bestreden beschikking) heeft verweerder met toepassing van artikel 95 van de La klaagster in kennis gesteld van zijn voornemen tot het aan klaagster opleggen van disciplinair ontslag.
Tegen de bestreden beschikking heeft klaagster op 11 december 2018 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 29 mei 2019 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2019. Klaagster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 95, tweede lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), kan de betrokkene gedurende veertien dagen na ontvangst der kennisgeving een bezwaarschrift inzenden bij het gerecht in ambtenarenzaken.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat, indien de betrokkene niet tijdig een bezwaarschrift inzendt, het bevoegd gezag de in de kennisgeving vermelde straf oplegt. Bezwaar en beroep ingevolge deze landsverordening zijn dan uitgesloten.
1.2
Klaagster heeft de bestreden beschikking op 3 december 2018 ontvangen en heeft op 11 december 2018 een bezwaarschrift ingediend. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster is politieambtenaar.
2.2
Klaagster was op 13 maart 2015 betrokken bij een verkeersongeval. Klaagster heeft een twaalfjarig meisje aangereden. Het meisje is aan haar verwondingen overleden.
2.3
Bij landsbesluit van 14 mei 2018 heeft verweerder besloten om aan klaagster de disciplinaire straf van terugzetting in rang met behoud van bezoldiging op te leggen.
2.4
Bij strafvonnis van 5 juli 2018 is klaagster veroordeeld voor het als weggebruiker zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt, waardoor een ander wordt gedood, strafbaar gesteld bij artikel 4, eerste lid, van de Landverordening wegverkeer. Klaagster is veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf, bestaande uit:
- een werkstraf voor de duur van tweehonderdenveertig (240) uren, en
- een leerstraf voor de duur van vierentwintig (24) uren.
Tevens is aan klaagster de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van twee jaren ontzegd. Bij de strafoplegging is het volgende in aanmerking genomen:
“Verdachte heeft een twaalfjarig meisje dat doende was de weg (rennend) over te steken, aangereden en overreden. Het meisje is aan haar verwondingen overleden.
Een kind dat aan het verkeer deelneemt, is bijzonder kwetsbaar. Verdachte had dan ook extra alert moeten zijn op het gedrag van de kinderen die langs de weg liepen. Te meer, nu verdachte met hoge snelheid reed terwijl haar zicht op de weg door de op haar autoruiten aangebrachte tintfolie in sterke mate was verminderd. Verdachte hoorde als politieagente beter te weten en diende in het belang van haar en andermans veiligheid de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid op de weg te betrachten. De verantwoordelijkheid voor en de schuld van het gebeurde ligt dan ook bij verdachte.
Door dit verkeersongeval is de nabestaanden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht. Ook wordt de samenleving als geheel geschokt door een feit als het onderhavige.
Ten voordele van verdachte geldt dat zij nooit eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld.
Verdachte is op 13 maart 2015 aangehouden en is daarna heengezonden. Het gerecht constateert dat het recht van verdachte om haar zaak binnen een redelijke termijn behandeld te zien is overschreden, nu de zaak niet binnen twee jaar na haar aanhouding met een onherroepelijk vonnis is afgerond en dat niet aan de verdachte is te wijten. Deze termijn is thans met één jaar en vijftien weken overschreden. Het gerecht is van oordeel dat de geëiste straf passend en geboden is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een taakstraf, bestaande uit een werk- en leerstraf, van na te melden duur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen gedurende na te melden periode.”
2.5
Bij bestreden beschikking heeft verweerder met toepassing van artikel 95 van de La klaagster in kennis gesteld van zijn voornemen om haar op grond van artikel 83, eerste lid, letter i, Lma de disciplinair straf van ontslag op te leggen.
De standpunten van partijen
3.1
Klaagster is het niet eens met de voorgenomen strafoplegging en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij reeds bij landsbesluit van 18 mei 2018 disciplinair is gestraft. Er is geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden. Er zijn immers geen nieuw ontdekte feitelijke gedragingen of omstandigheden van klaagster, die niet gelijktijdig en in directe samenhang zijn gepleegd of staan met de feiten en omstandigheden die aan de eerdere disciplinaire straf ten grondslag lagen. Het voorgenomen ontslag gaat uit van “hetzelfde feit” als de terugzetting in rang en dat is op grond van het ne bis in idem-beginsel verboden. Het enkele feit dat zij op 5 juli 2018 strafrechtelijk is veroordeeld, maakt dat niet anders.
Voorts stelt klaagster zich op het standpunt dat verweerder na een belangenafweging haar in redelijkheid niet kan ontslaan. Zij werkt al zeventien jaar bij de politie en heeft een goede staat van dienst. Zij is alleenstaande moeder met een kind en heeft geen andere bron van inkomen. Zij bezit een eigen woning en heeft een hypotheeklast en andere schulden. Zij is na het ongeval tot heden altijd haar functie probleemloos blijven uitoefenen. Zij werkt thans bij de grenspolitie bij de luchthaven.
3.2
Aan het voornemen tot disciplinaire strafoplegging heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden nu is gebleken dat klaagster is veroordeeld. Gelet op het feit dat klaagster als politieagente zich schuldig heeft gemaakt aan dit strafbaar feit is er sprake van gepleegd plichtsverzuim.
De overheid stelt hoge eisen aan de integriteit en betrouwbaarheid van haar werknemers. Naar aanleiding van het handelen van klaagster is ernstige twijfel gerezen ten aanzien van de integriteit en betrouwbaarheid van klaagster. Met haar gedraging heeft zij het imago van het Korps Politie Aruba geschaad. Klaagster diende zich, als politieagente, met de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid op de weg te betrachten. Ter zitting heeft verweerder het standpunt aangevuld dat er sprake is van een nieuwe omstandigheid omdat aan klaagster de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig is ontzegd voor de duur van twee jaren.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 82 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge het derde lid sluit een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.
4.2
Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Lma zijn de disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast:
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst op andere dagen dan de zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen, zonder beloning of tegen een lagere dan de normale beloning;
c. geldboete;
d. inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen;
e. terugzetting in bezoldiging of stilstand van periodieke verhoging van bezoldiging;
f. uitsluiting van bevordering;
g. terugzetting in rang, al of niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging;
h. schorsing voor een bepaalde tijd met inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen;
i. ontslag.
4.3
Ingevolge artikel 86, eerste lid, van de Lma kan ter zake van een gedraging als bedoeld in artikel 82, slechts één disciplinaire straf worden opgelegd.
Ingevolge het tweede lid kan de ambtenaar die zich aan meerdere op zich zelf staande gedragingen als bedoeld in artikel 82, schuldig maakt, kan ter zake elk dier gedragingen afzonderlijk en zonder vermindering disciplinair worden gestraft.
4.4
Ingevolge artikel 98, eerste lid, letter d, Lma kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens een misdrijf.
4.5
Ingevolge artikel 95, eerste lid, van de La kan het bevoegd gezag dat tot strafoplegging wenst over te gaan, van zijn voornemen aan betrokkene kennis geven. De kennisgeving vermeldt de disciplinaire straf die het bevoegd gezag voornemens is op te leggen, benevens de gronden die het daarvoor meent te hebben.
Ingevolge het tweede lid kan de betrokkene gedurende veertien dagen na ontvangst der kennisgeving een bezwaarschrift inzenden bij het gerecht in ambtenarenzaken.
Ingevolge het derde lid geeft het gerecht van de inzending van het bezwaarschrift binnen drie dagen na ontvangst aan het bevoegd gezag kennis. De zaak wordt verder als een gewoon bezwaar behandeld en het gerecht neemt in de plaats van het bevoegd gezag de beslissing die naar zijn oordeel genomen behoort te worden.
De beoordeling
5.1
Vast staat dat klaagster in 2015 betrokken was bij een incident waarbij zij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim (zie 2.2). Vast staat dat verweerder, als gevolg hiervan, aan klaagster de disciplinaire straf van terugzetting in rang met behoud van bezoldiging heeft opgelegd (zie 2.3).
5.2
Het gerecht overweegt dat verweerder klaagster in de bestreden beschikking hetzelfde plichtsverzuim verwijt als onder 2.2. De veroordeling brengt op zichzelf niet mee dat de gedraging, op grond waarvan klaagster wederom ingevolge artikel 83 Lma disciplinair is gestraft, is veranderd. Ook de ontzegging van de rijbevoegdheid brengt niet mee dat sprake is van een nieuw feit op grond waarvan aan klaagster een nieuwe disciplinair straf kan worden opgelegd.
5.3
Het gerecht is van oordeel dat het wederom opleggen van een disciplinaire straf in strijd is met artikel 86, eerste lid, van de Lma (zie 4.3). Ook doet zich de situatie genoemd in het tweede lid niet voor. Dit betekent dat verweerder klaagster niet andermaal voor dezelfde gedraging disciplinair kan straffen.
5.4
Ten overvloede merkt het gerecht op dat verweerder het voornemen tot ontslag niet heeft gebaseerd op artikel 98, eerste lid, letter d, van de Lma.
6. Gelet op het voorgaande zal het gerecht het bezwaar gegrond verklaren. Dit houdt mede in dat verweerder het voornemen niet ten uitvoer mag leggen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.