ECLI:NL:OGAACMB:2019:81

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201801288-GAZ 37/2018
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaarschrift in ambtenarenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten op 15 april 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door klager was ingediend. Klager had op 5 oktober 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering van de Minister van Justitie van Sint Maarten om gevolg te geven aan een eerdere onherroepelijke uitspraak van het Gerecht van 22 augustus 2016. Deze uitspraak had betrekking op de rechtspositie van klager, die in 2014 was verplaatst naar de functie van Tactische Rechercheur. Klager stelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar was, omdat verweerder een toezegging zou hebben gedaan over een nieuw besluit.

Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes maanden na de onherroepelijke uitspraak op 3 juli 2018 was verstreken. Klager had zijn bezwaarschrift pas op 5 oktober 2018 ingediend. Het beroep op verschoonbaarheid werd verworpen, omdat klager niet had aangetoond waarom hij niet eerder bezwaar had kunnen indienen. Het Gerecht concludeerde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, wat betekent dat klager geen recht meer had op een beslissing op zijn bezwaar. Desondanks blijft de verplichting voor verweerder bestaan om de eerdere uitspraak van het Gerecht na te komen.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften in ambtenarenrechtelijke procedures en de strikte naleving van de termijnen zoals vastgelegd in de Regeling Ambtenarenrechtspraak.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM201801288-GAZ 37/2018
Datum: 15 april 2019
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
wonende op Sint Maarten,
klager,
procederend in persoon,
en:
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De weigering om gevolg te geven aan de onherroepelijke uitspraak van het Gerecht van 22 augustus 2016 (zaaknummer 3/2016).

2.Procesverloop

Op 5 oktober 2018 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een bezwaarschrift (met producties) ingediend ex artikel 96 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (hierna: Rar).
Aan verweerder is gelegenheid geboden voor het indienen van een contra-memorie. Daarvan heeft verweerder geen gebruik gemaakt.
Klager heeft op 4 maart 2019 aanvullende stukken in het geding gebracht.
Op 4 maart 2019 heeft verweerder pleitaantekeneningen (met producties) op voorhand van de behandeling ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 11 maart 2019. Klager is in persoon verschenen en heeft het bezwaarschrift nader toegelicht. Verweerder is bij diens gemachtigde voornoemd verschenen die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgedragen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling/ De ontvankelijkheid

3.1
Ingevolge artikel 44, eerste lid houdt, voor zover hier van belang, het bezwaarschrift in een duidelijke omschrijving van de beschikking, de handeling of weigering waartegen het bezwaar is gericht.
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de Rar is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven.
Artikel 96, tweede lid van de Rar bepaalt dat het bezwaar binnen zes maanden nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden moet worden ingediend.
3.2
Bij uitspraak van 22 augustus 2016 heeft het Gerecht in eerste aanleg alhier het Landsbesluit van 2 februari 2016, waarbij de Gouverneur het bezwaarschrift van klager, ingediend op 6 maart 2015, gericht tegen het Landsbesluit van 27 februari 2015, waarbij klager ingaande 1 december 2014 verplaatst in de functie van Tactische Rechercheur bij de Landsrecherche en als gevolg daarvan de rechtspositie van klager vastgesteld, met bezoldiging in politie Burgerschaal 8, bezoldigingstrede 3 ad NAf 4.719,00 plus Bovenwindse toelage ad 16,3% per maand, nietig verklaard. Het Gerecht heeft voorts verweerder opgedragen om uiterlijk binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak van het Gerecht op het (administratieve) bezwaar te beslissen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Voorts is verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure. Tegen deze uitspraak heeft verweerder op 21 september 2016 hoger beroep ingesteld. Bij brief van 3 januari 2018 van de gemachigde van verweerder aan de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad) is het hoger beroep ingetrokken. Hiermee is de uitspraak van 22 augustus 2016 onherroepelijk geworden.
3.3
Verweerder heeft primair aangevoerd dat het bezwaar niet ontvankelijk is omdat het bezwaarschrift een uitdrukkelijke omschrijving van de bestreden beschikking mist.
3.4
Dit verweer slaagt niet. In het bezwaarschrift van 4 oktober 2018 onder randnummer 1 wordt het bestreden besluit aangeduid en ontbreekt dus de ingevolge artikel 44, aanhef en onder b, van de Rar vereiste duidelijke omschrijving van de bestreden beschikking niet. Gelet op de vermelding van de (fictieve) weigering om opvolging te geven aan een onherroepelijk uitspraak ex artikel 96 van de Rar en het feit dat deze uitspraak als bijlage is meegezonden en de in het bezwaarschrift gedane vordering, kan uit het bezwaarschrift worden afgeleid dat het zich in elk geval daartegen richt.
3.5
Verweerder voert vervolgens aan dat het bezwaarschrift te laat is ingesteld, nu dit niet binnen de zes maanden termijn is ingediend.
3.6
Dit verweer slaagt. Verweerder heeft bij brief van 3 januari 2018 aan de Raad en tevens aan klager, het ingesteld hoger beroep ingetrokken. Hiermee is de uitspraak van 22 augustus 2016 onherroepelijk geworden. Dit betekent dat klager zijn bezwaarschrift uiterlijk op dinsdag 3 juli 2018 kon indienen. Op 5 oktober 2018, toen klager zijn bezwaar bij het Gerecht heeft ingediend was de bezwaartermijn verstreken. Klager heeft daarom zijn bezwaarschrift bij het Gerecht te laat ingediend. Klager stelt dat verweerder bij brief van 5 december 2017 een toezegging heeft gedaan waarbij klager een nieuw landsbesluit tegemoet zal zien. Dit maakt de termijnoverschrijding evenwel niet verschoonbaar, nu onverklaard gebleven is waarom klager niet eerder bezwaar heeft ingediend. Het bezwaarschrift is aldus niet tijdig ingediend, waarbij van verschoonbaarheid geen sprake is. Het bezwaar is daarom niet-ontvankelijk.
3.7
Het voorgaande betekent dat het voor klager niet meer in rechte afdwingbaar is dat verweerder alsnog een beslissing neemt op het bezwaar van 6 maart 2015. Het neemt niet weg dat op verweerder nog steeds de verplichting rust de uitspraak van het Gerecht van 22 augustus 2016 na te komen.

4.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 april 2019.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de Regeling Ambtenarenrechtspraak.