Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
Onderwerp: van rechtswege verlopen dienstverband
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, aangeduid als [verzoeker], en de publiekrechtelijke rechtspersoon Het Land Aruba. [Verzoeker] was van 1 april 2010 tot 1 november 2013 in dienst van het Land en heeft in de loop der jaren verschillende functies bekleed. In een brief van 5 februari 2018 heeft het Land aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn dienstverband van rechtswege zou eindigen op 31 maart 2018. [Verzoeker] heeft hiertegen verzet aangetekend en verzocht om herstel van zijn dienstbetrekking, stellende dat het ontslag kennelijk onredelijk was.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst was die de duur van de arbeidsrelatie vastlegde. De rechter oordeelde dat de arbeidsrelatie tussen [verzoeker] en het Land niet van rechtswege was beëindigd, maar voor onbepaalde tijd was. De opzegging door het Land werd als onaanvaardbaar beoordeeld, omdat het Land niet had voldaan aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het Gerecht heeft het Land gelast om de dienstbetrekking met [verzoeker] te herstellen met terugwerkende kracht tot 1 april 2018, en heeft tevens een schadevergoeding van Afl. 59.100,- toegekend indien het Land de dienstbetrekking niet herstelt. De proceskosten zijn voor rekening van het Land.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de werkgever in het kader van goed werkgeverschap en de noodzaak om bij ontslag rekening te houden met de belangen van de werknemer. Het Gerecht heeft ook opgemerkt dat de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten niet van toepassing was op deze arbeidsrelatie, waardoor de opzegging niet als nietig kon worden beschouwd, maar wel als kennelijk onredelijk.