Uitspraak
1.Aanduiding bestreden besluit
2.Het procesverloop
3.Beoordeling
- Klager is per 1 juli 1991 aangesteld bij de brandweer als Brandwacht 1e klasse. Op 1 augustus 2002 en 1 april 2005 is hij bevorderd tot hoofdbrandwacht senior medewerker repressie. Per 1 november 2005 is hij bevorderd naar de functie medewerker PPO, in schaal 7. Vervolgens is hij bij besluit van 8 augustus 2011 per 10 oktober 2010 benoemd in vaste dienst als medewerker Preventie, Preparatie en Opleidingen in schaal 8, trede 11.
- Klager vervult bij toerbeurt de functie van ‘piket onderofficier van dienst’ waarvoor hij een toelage ontvangt.
- In oktober 2015 heeft klager verzocht om een bevordering naar de rang van ploegchef met de daarbij behorende bezoldiging conform schaal 9. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen bij primair besluit van 8 juni 2016. Het daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard bij het thans bestreden besluit.
- Bij brief van 16 juni 2016 aan de medewerkers van de brandweer en bij brief van diezelfde datum aan klager, heeft de (toenmalige) Minister van Algemene Zaken gereageerd op het verzoek van verschillende brandweerlieden om te worden bevorderd. In de afwijzing van de aanvraag om bevordering is onder meer hiernaar verwezen.
“De heer (klager) voert al meerdere jaren werkzaamheden uit voor de sectie Preventie, Preparatie en Opleiding, voornamelijk uitvoerend en ondersteunend van activiteiten op het gebied van Opleiden en oefenen (…). Daarnaast draait de heer (klager) mee in een piketfunctie ter ondersteuning van de repressieve dienst. Dhr. (klager) heeft een kantoorfunctie en is verder niet werkzaam in de sectie repressie, ook niet als Ploegchef, waarvoor men als direct leidinggevende van een ploeg dient mee te draaien in de 24-uursdienst.”Tegenover deze gemotiveerde op schrift gestelde uitleg over wat de werkzaamheden van klager bij de brandweer behelzen, is de stelling van klager dat hij het werk van ploegchef uitoefent, onvoldoende om anders te concluderen. Daarbij is ook nog van belang dat blijkens het functieboek, de functie van ploegchef en van plaatsvervangend ploegchef vallen onder de sectie Repressie, waar klager, blijkens zijn aanstellingspapieren en blijkens de verklaring van de brandweercommandant, niet werkzaam is. Naar het oordeel van het Gerecht blijkt uit wat klager naar voren heeft gebracht dan ook niet dat hij als ploegchef of plaatsvervangend ploegchef werkt, noch dat hij het recht heeft op het salaris van (plaatsvervangend) ploegchef. Het betoog van klager ter zitting dat hij nog steeds het salaris ontvangt van onderbrandmeester en dat hij te weinig salaris ontvangt, kan het Gerecht niet plaatsen. Voor de functie van medewerker PPO geldt blijkens het functieboek salarisschaal 8. Niet in geschil is dat dat het salaris is dat klager ontvangt.