ECLI:NL:OGAACMB:2019:71

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
CUR201900270
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gratificatie 30-jarig ambtsjubileum en de berekening van dienstjaren voor jubileumgratificaties bij verzelfstandiging van overheidsdiensten

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een gratificatie in verband met zijn 30-jarig ambtsjubileum. De minister van Financiën had op 16 oktober 2018 het verzoek afgewezen, waarna klager op 6 december 2018 bezwaar maakte. De zaak werd behandeld op 10 juni 2019, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat en de verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft overwogen dat op grond van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) de Regering van het Land Curaçao als het bevoegde gezag wordt beschouwd. De minister heeft het verzoek om gratificatie afgewezen omdat de circulaire van 27 oktober 2011 geen bepalingen bevatte over de diensttijd die bij overheidsstichtingen is doorgebracht. Klager stelde dat dit in strijd was met de Landsverordening sociaal statuut, maar het Gerecht oordeelde dat de voorwaarden voor terugkeer naar de overheid niet waren nageleefd.

Daarnaast voerde klager aan dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat in eerdere gevallen dienstjaren bij semi-overheidsinstellingen wel waren meegerekend. Het Gerecht concludeerde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de situaties die klager aanhaalde zich voordeden vóór de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010. Het Gerecht oordeelde dat de minister een consistent beleid had gevoerd na deze verandering van de staatkundige structuur.

Uiteindelijk besloot het Gerecht dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa, advocaat,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. Z.V.I. Isenia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2018, door klager ontvangen op 10 november 2018, heeft de minister van Financiën (de minister) het verzoek van klager om toekenning van een gratificatie in verband met 30-jarig ambtsjubileum afgewezen (het bestreden besluit).
Daartegen heeft klager op 6 december 2018 bezwaar gemaakt bij de minister (het bezwaar).
Op 22 januari 2019 heeft de minister het bezwaar naar het Gerecht doorgestuurd.
De zaak is behandeld ter zitting van het Gerecht op 10 juni 2019. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 4, aanhef en onder a, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder ‘het bevoegde gezag’ verstaan: de Regering van het Land Curaçao.
Op grond van artikel 75, eerste lid, kan de ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzondere loffelijke dienstverrichting door het bevoegde gezag worden beloond. Op grond van het tweede lid aanhef en onder b is gratificatie een beloning.
1.1
Op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van de Landsverordening van de 21ste oktober 1994 houdende regelen met betrekking tot de overgang van het personeel van de Landsaccountantsdienst en het Accountantsbureau van het eilandgebied Curaçao naar de Stichting Overheidsaccountantsbureau wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder Stichting verstaan de Stichting Overheidsaccountantsbureau.
Op grond van artikel 6 worden de dienstjaren van elk personeelslid doorgebracht bij de rechtspersonen de Nederlandse Antillen respectievelijk het eilandgebied Curaçao door de Stichting overgenomen voor de bepaling van het aantal jaren van belang voor het toekennen van jubileum gratificaties.
1.2
Op grond van artikel 5 van de Landsverordening van de 21ste december 1998 houdende vaststelling van basisregels ten aanzien van de personele gevolgen bij de verzelfstandiging van overheidsdiensten (Landsverordening sociaal statuut) worden de dienstjaren van een personeelslid bij het bevoegde gezag door de rechtspersoon in aanmerking genomen voor de bepaling van het aantal dienstjaren van belang voor het toekennen van jubileumgratificaties en de verdere opbouw van pensioenaanspraken.
Op grond van artikel 9, eerste lid, kan de werknemer binnen een jaar na indiensttreding bij de rechtspersoon hetzelfde bevoegde gezag verzoeken om hem opnieuw in dienst te nemen. Op grond van het tweede lid – voor zover hier relevant – neemt het bevoegd gezag binnen drie maanden nadat de werknemer schriftelijk aan hem en de rechtspersoon te kennen heeft gegeven te willen terugkeren in dienst van hetzelfde bevoegde gezag, de beslissing of hij kan worden geplaatst. Het bevoegde gezag spant zich gedurende voornoemde termijn in voor de werknemer binnen zijn organisatie een gelijkwaardige functie te vinden. Daarbij wordt uitgegaan van de rechtspositie die de werknemer als personeelslid zou hebben gehad, indien hij niet bij de rechtspersoon in dienst zou zijn getreden.
2. Het bestreden besluit is door de minister genomen, terwijl verweerster het bevoegde gezag als bedoeld in artikel 4, aanhef en onder a, van de LMA is. Ter zitting is gebleken dat de gemachtigde van de minister eveneens door verweerster is gemachtigd haar in deze zaak te vertegenwoordigen en dat verweerster de rechtsgevolgen van de afwijzing voor haar rekening neemt. Daarmee is het bevoegdheidsgebrek geheeld, zodat het Gerecht in het navolgende zal bezien of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
3. Het verzoek om gratificatie van klager is afgewezen omdat in de circulaire d.d. 27 oktober 2011, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot toekenning van gratificatie in verband met ambtsjubileum, niets is bepaald over de diensttijd doorgebracht bij overheidsstichtingen.
4. Klager stelt dat sprake is van een schending van de bepalingen van de Landsverordening sociaal statuut. Daarvoor verwijst hij naar de memorie van toelichting no. 3 (zitting 1997 – 1998) waarin het volgende is opgenomen: “In de landsverordening worden voor de personeelsleden van de overheid garanties vastgelegd over hun overgang naar de rechtspersoon en bij hun eventuele wens tot terugkeer van de rechtspersoon naar de overheid. Genoemd kunnen onder meer worden de garantie, dat de arbeidsvoorwaarden van de werknemer in hun totaliteit niet ongunstiger mogen zijn dan de rechtspositie als personeelslid; de dienstjaren van een personeelslid, van belang voor jubileumgratificaties, pensioenaanspraken en de niet genoten vakantiedagen door de rechtspersoon wordt overgenomen (artikel 5 en 6); de werknemer onder bepaalde voorwaarden kan verzoeken om terugkeer naar de overheid (artikel 9); (…)”.
4.1
Weliswaar wordt in de memorie van toelichting vermeld dat in de voor de personeelsleden van de overheid garanties worden vastgelegd over hun overgang naar de rechtspersoon en bij hun eventuele wens tot terugkeer naar de overheid, maar uit de Landsverordening sociaal statuut volgt dat aan die terugkeer voorwaarden zijn verbonden. Op grond van artikel 9 is een van de voorwaarden dat de betrokkene binnen een jaar na indiensttreding bij de rechtspersoon het bevoegde gezag dient te verzoeken om hem opnieuw in dienst te nemen. Hij kan dan bij terugkeer binnen een jaar zijn dienstjaren van belang voor jubileumgratificaties behouden. Van terugkeer binnen een jaar is in dit geval geen sprake.
5. Klager stelt voorts dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat verweerster in 2006, 2008 en januari 2010 het aantal jaren dat een aantal medewerkers bij een semi-overheidsinstelling hebben gewerkt wel voor de jubileumgratificaties heeft meegerekend.
5.1
Het Gerecht is het met verweerster eens dat geen sprake is van gelijke gevallen reeds door het feit dat de gevallen die klager heeft aangehaald, gevallen zijn van voor de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010. Nu klager dat niet heeft betwist is aannemelijk geworden dat verweerder na de verandering van de staatkundige structuur op 10 oktober 2010 een consistent beleid heeft gevoerd met betrekking tot toekenning van jubileumgratificaties en dat klager op grond van dat beleid niet voor een gratificatie in aanmerking komt.
6. De slotsom is dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
7. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar
    gegrond;
  • vernietigthet bestreden besluit van 16 oktober 2018;
  • bepaaltdat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.