In deze zaak heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de Ministeriële Beschikking van 27 augustus 2018, waarbij haar toelage als hondengeleider met ingang van 1 januari 2012 werd stopgezet. Klaagster heeft gesteld dat zij na januari 2012 nog steeds diverse diensthonden heeft verzorgd en getraind, wat door verweerder niet is weersproken. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 1 april 2019, waarbij klaagster in persoon en de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen, aanwezig waren. Klaagster heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij van augustus 2011 tot mei 2019 verantwoordelijk was voor de zorg en training van verschillende diensthonden.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig heeft ingediend, omdat zij de bestreden beschikking pas op 18 september 2018 heeft ontvangen. De rechter heeft geoordeeld dat de bestreden beschikking niet op goede gronden is genomen, aangezien klaagster na januari 2012 nog steeds actief was in de verzorging en training van diensthonden. De rechter heeft het bezwaar gegrond verklaard en de Ministeriële Beschikking van 27 augustus 2018 vernietigd. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.