In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse met ingang van 1 maart 2017. De afwijzing is gedaan door verweerder, die heeft gesteld dat klaagster niet voldoet aan de vereisten voor bevordering. Klaagster is sinds 1 november 2004 werkzaam als hoofdklerk en heeft in 2015 de rang van adjunct-commies behaald. De bestreden beschikking van 12 juni 2018 heeft het verzoek van klaagster afgewezen, omdat zij volgens verweerder niet eerder dan per 1 maart 2019 in aanmerking zou kunnen komen voor de gevraagde bevordering. Het gerecht heeft de zaak op 11 maart 2019 behandeld en op 1 juli 2019 uitspraak gedaan.
Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaar ontvankelijk is, omdat klaagster tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechter heeft overwogen dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. De rechter heeft de afwijzing van het verzoek van klaagster beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Landsverordening ambtenarenrechtspraak en de Bezoldigingsregeling Aruba 1986. Het gerecht concludeert dat verweerder op goede gronden heeft besloten om het verzoek van klaagster af te wijzen, omdat zij niet voldoet aan de bevorderingsvereisten. Het bezwaar van klaagster is ongegrond verklaard.