In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies in schaal 6, ingediend op 20 september 2016. Klager stelt dat hij voldoet aan de eisen voor bevordering en dat verweerder niet binnen een redelijke termijn heeft beslist, wat in strijd is met de wettelijke voorschriften en het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder betwist de ontvankelijkheid van het bezwaar en stelt dat klager zijn bezwaarschrift prematuur heeft ingediend, aangezien de redelijke termijn voor een beslissing pas op 19 september 2017 zou zijn verstreken.
Het gerecht heeft geoordeeld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat verweerder geen beslissing heeft genomen op het verzoek van 20 september 2016. Het gerecht verwijst naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, die aangeven dat een ambtenaar ook beschermd moet worden tegen verzuim en nalatigheid van het bestuursorgaan. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager recht heeft op een beslissing op zijn bevorderingsverzoek en dat de weigering om te beslissen niet als een afwijzing kan worden gekwalificeerd.
De rechter heeft het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak alsnog op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op Afl. 600,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en werd uitgesproken op 1 juli 2019.