ECLI:NL:OGAACMB:2019:60

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
AUA201700917
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het uitblijven van een beslissing op een bevorderingsverzoek in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies in schaal 6, ingediend op 20 september 2016. Klager stelt dat hij voldoet aan de eisen voor bevordering en dat verweerder niet binnen een redelijke termijn heeft beslist, wat in strijd is met de wettelijke voorschriften en het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder betwist de ontvankelijkheid van het bezwaar en stelt dat klager zijn bezwaarschrift prematuur heeft ingediend, aangezien de redelijke termijn voor een beslissing pas op 19 september 2017 zou zijn verstreken.

Het gerecht heeft geoordeeld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat verweerder geen beslissing heeft genomen op het verzoek van 20 september 2016. Het gerecht verwijst naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, die aangeven dat een ambtenaar ook beschermd moet worden tegen verzuim en nalatigheid van het bestuursorgaan. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager recht heeft op een beslissing op zijn bevorderingsverzoek en dat de weigering om te beslissen niet als een afwijzing kan worden gekwalificeerd.

De rechter heeft het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak alsnog op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op Afl. 600,-. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en werd uitgesproken op 1 juli 2019.

Uitspraak

Uitspraak van 1 juli 2019
GAZA nr. AUA201700917

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: aanvankelijk de advocaat mr. A.J. Swaen, thans mr. R.P Lee,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: aanvankelijk mr. I.L. Ras-Orman, thans mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 20 september 2016 heeft klager aan verweerder verzocht om hem met ingang van 1 januari 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies in schaal 6.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft klager op 22 mei 2017 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
De zaak is, na een aantal keren op verzoek van klager te zijn uitgesteld, uiteindelijk behandeld ter zitting van 29 april 2019, alwaar zijn verschenen appellant en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Klager heeft ter zitting een akte aanvullende gronden en wijziging petitum ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager voert aan dat hij in zijn belang is getroffen nu verweerder geen beslissing heeft genomen op zijn verzoek van 20 september 2016. Hij voldoet aan alle eisen om in ieder geval bevorderd te worden naar de naast hogere rangen in schalen 3 en 4, met ingang van 1 januari 2012 en 1 januari 2016. Verweerder heeft niet binnen een redelijke termijn een verplichte beschikking genomen. Deze weigering is in strijd met de toepasselijke wettelijke voorschriften en algemene bepalingen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Klager verzoekt het gerecht deze weigering te vernietigen en verweerder te gelasten om binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak, alsnog op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen.
1.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager zijn bezwaarschrift prematuur heeft ingediend. Conform vaste jurisprudentie geldt als redelijke termijn waarin verweerder dient te beslissen, een termijn van één jaar, die in dit geval pas op 19 september 2017 is verlopen aldus verweerder.
De ontvankelijkheid
2. Ter beoordeling ligt ten eerste voor de vraag of klager ontvankelijk is in zijn bezwaar. Bij de beoordeling hiervan neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
2.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
2.2
Artikel 41, eerste lid, van de La bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
2.3
Volgens vaste jurisprudentie van dit gerecht wordt in het algemeen als redelijke termijn, waarbinnen het bevoegd gezag geacht wordt een weigering om te beschikken op een verzoek te hebben uitgesproken, aangenomen een termijn van één jaar nadat het (schriftelijk) verzoek is ingediend.
2.4
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 20 september 2016 ingediend verzoek van klager mocht klager, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van zijn bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op zijn verzoek te beslissen. Weliswaar is ten tijde van het indienen van het bezwaar nog geen jaar verstreken na het laatste verzoek van klager van 20 september 2016, maar gelet op het bevorderingsverzoek van klager van 10 juni 2015 en de rappels daarop, moet verweerder geacht worden bekend te zijn met de wens van klager om bevorderd te worden. Dat klager later (bij brief van 20 september 2016) heeft verzocht die brieven als niet verzonden te beschouwen, doet hier niet aan af. Naar het oordeel van het gerecht is onderhavig bezwaarschrift daarom niet vroegtijdig ingediend en is klager ontvankelijk in zijn bezwaar.
Het inhoudelijk geschil
3. Vervolgens is aan de orde de vraag of verweerder terecht weigert een beslissing te nemen op het bevorderingsverzoek van klager. Het gerecht overweegt als volgt.
De feiten
4.1
Bij Landsbesluit van 11 augustus 2008 no. 4 is klager benoemd als hulpkommies der invoerrechten en accijnzen (schaal 2, dienstjaar 8).
4.2
Bij Landsbesluit van 16 juni 2010 no. 7 is klager met ingang van 1 mei 2010 in vaste pensioengerechtigde dienst benoemd.
4.3
Bij Landsbesluit van 21 april 2015 no. 45 is vastgelegd dat klager met ingang van 18 november 2013 is overgeplaatst naar de Directie Sociale Zaken (DSZ) in de functie van consulent bij de sectie Sosten Financiero, is ontheven uit de rang van hulpkommies en benoemd in de rang van schrijver (schaal 2) met behoud van zijn rechtspositie.
4.4
Bij brief van 10 juni 2015 heeft klager aan de minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid verzocht om hem met ingang van 1 december 2013 te bevorderen naar schaal 7. Bij brieven van 7 oktober 2015, 7 januari 2016, 7 april 2016 en 7 juli 2016 heeft hij dit verzoek gerappelleerd. Bij brief van 20 september 2016 heeft klager verzocht om deze brieven als niet verzonden te beschouwen.
4.5
Bij brief van 20 september 2016 heeft klager aan verweerder verzocht om hem met ingang van 1 januari 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies in schaal 6.
Het wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering tot de rang van klerk in schaal 3 dient de betrokkene ten minste drie jaar dienst in de rang van schrijver te hebben volbracht.
De beoordeling
6. Vast staat dat klager vanaf zijn indiensttreding met ingang van 11 augustus 2008 is ingeschaald in schaal 2, en dat hij na zijn overplaatsing en benoeming in een administratieve rang, die schaal heeft behouden. Gelet op zijn dienstanciënniteit en de voor een bevordering naar de naast hogere rang van klerk in schaal 3 geldende eisen, is het onduidelijk gebleven waarom klager (nog) niet naar die rang is bevorderd.
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klagers verzoek om een bevordering heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van twee maanden na heden.
7. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die worden begroot op Afl. 600,-.
8. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
-verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op 600,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 1 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.