In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba zich gebogen over de vraag of de verweerder in redelijkheid gebruik mocht maken van zijn bevoegdheid om verzoeker andere werkzaamheden op te dragen. Verzoeker, die sinds oktober 2016 de functie van directeur van de Directie Volksgezondheid bekleedde, had op 20 mei 2019 een uitspraak gekregen die hem met onmiddellijke ingang toeliet tot zijn reguliere werkzaamheden. Echter, op 21 mei 2019 werd verzoeker opgedragen om tijdelijk de functie van beleidsmedewerker bij het Bureau Ondersteuning Verslavingszorg uit te voeren voor een periode van twaalf weken. Dit leidde tot bezwaar van verzoeker, die stelde dat de werkgever onvoldoende inspanningen had geleverd om de eerdere uitspraak uit te voeren en dat er geen dringende redenen waren om hem andere werkzaamheden op te dragen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweerder zich onvoldoende had ingespannen om de uitspraak van 20 mei 2019 uit te voeren. Er was geen bewijs dat verweerder contact had opgenomen met verzoeker of zijn gemachtigde om de overdracht van werkzaamheden te bespreken, noch dat het personeel was voorbereid op de terugkeer van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestreden beschikking I een redelijke kans van slagen had en dat de bestreden beschikkingen II en III onlosmakelijk verbonden waren met de eerste. Daarom werden alle drie de bestreden beschikkingen geschorst.
De uitspraak werd gedaan op 24 juni 2019 door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.