ECLI:NL:OGAACMB:2019:56

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201802592
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid en gegrondheid van een bezwaar tegen een landsbesluit inzake bevordering in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 17 juni 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit van 27 juni 2018. Klager was met ingang van 1 januari 2018 in activiteit hersteld en overgeplaatst naar het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba, maar was ontevreden over de ingangsdatum van zijn bevordering naar schaal 9. Klager stelde dat hij al per 1 oktober 2011 in aanmerking had moeten komen voor deze bevordering, maar dat verweerder dit niet had erkend. Het gerecht oordeelde dat het bestreden landsbesluit niet deugdelijk was gemotiveerd en dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, aangezien hij tijdig had gereageerd op de beschikking. Het gerecht vernietigde het landsbesluit voor wat betreft de ingangsdatum van de bevordering en gaf verweerder een termijn van drie maanden om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, begroot op Afl. 1.000,-.

Uitspraak

Uitspraak van 17 juni 2019
AUA201802592

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 27 juni 2018 (hierna: het bestreden landsbesluit) is klager met ingang van 1 januari 2018 in activiteit hersteld en overgeplaatst naar het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Aruba. Voorts is klager met ingang van die datum ontheven uit de functie van chef luchtverkeersleiders assistent, geplaatst in de functie van juridisch adviseur en in verband met het behalen van het diploma masteropleiding rechtenstudie per 1 januari 2018 bevorderd in de rang van adjunct-referendaris (schaal 9).
Tegen deze beschikking heeft klager op 21 augustus 2018 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Namens verweerder zijn op 7 en 8 februari 2019 stukken overgelegd.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 februari 2019, alwaar partijen bij hun gemachtigden voornoemd zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
1.2
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de bestreden beschikking op 20 juli 2018 heeft ontvangen. Gelet hierop heeft klager zijn bezwaarschrift binnen de in artikel 41, derde lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend en is hij derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
Standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit en stelt dat verweerder geen acht heeft geslagen op de uitspraak van 11 september 2017 van het gerecht (GAZA 2197 van 2015) en heeft miskend dat hij reeds per 1 oktober 2011 naar schaal 9 had moeten worden bevorderd, zodat hij per 1 oktober 2013 in schaal 9, dienstjaar 11 zou zijn geplaatst. Nu verweerder geen rekening hiermee heeft gehouden, wordt klager ernstig in zijn carrière geschaad. Het bestreden landsbesluit vertoont gebreken en de motivering kan het bestreden landsbesluit niet dragen. Klager concludeert dan ook tot vernietiging van het bestreden landsbesluit.
2.2
Aan de bevordering in het bestreden landsbesluit is ten grondslag gelegd, dat sprake was van een non-activiteit van klager tussen 1 januari 2015 en 1 januari 2018, dat klager op 2 oktober 2014 zijn masterdiploma heeft behaald en dat hij conform het beleid inzake bevorderingen in verband met het behalen van een voor de dienst belangrijk vakdiploma kan worden bevorderd, maar dan pas vanaf de datum van zijn herstel in activiteit.
Het geschil
3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede grond heeft besloten om klager met ingang van 1 januari 2018 te bevorderen naar schaal 9.
De feiten
4. Bij de beoordeling gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1
Klager is met ingang van 15 augustus 1983 benoemd tot ambtenaar in de rang/functie van schrijver bij de Luchthavendienst. Hij is laatstelijk met ingang van 1 juni 1997 bevorderd naar de rang/functie chef luchtverkeersleider-assistent bij de Directie Luchtvaart in schaal 8.
4.2
Bij Landsbesluit van 29 januari 2013 is klager in het kader van de reorganisatie bij de Directie Luchtvaart met ingang van 12 september 2011 definitief geplaatst in de functie van medewerker vluchtinlichtingen. Deze functie is gewaardeerd op maximaal het niveau van schaal 9.
4.3
Bij Landsbesluit van 14 juli 2015 is klager met ingang van 1 oktober 2011 horizontaal ingepast in de functie van medewerker vluchtinlichtingen met vaststelling van zijn bezoldiging op schaal 8, dienstjaar 11.
4.4
Bij uitspraak van 11 september 2017 van dit gerecht (GAZA no. 2197 van 2015) is het Landsbesluit van 14 juli 2015, vernietigd, en is bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw landsbesluit neemt inzake de inpassing van klager in de nieuwe carrièrelijn voor het personeel van de Directie Luchtvaart Aruba.
4.5
Door de verzelfstandiging van de afdeling Luchtverkeersbeveiliging bij de Directie Luchtvaart Aruba, is klager met ingang van 1 januari 2015, in afwachting van een passende functie, op non-actief gesteld.
4.6
Klager heeft op 2 oktober 2014 zijn mastertitel rechten behaald.
4.7
Klager is met ingang van 1 januari 2018 overgeplaatst naar het Kabinet van de Gevolmachtigde minister in Nederland.
De beoordeling
5. Ingevolge artikel 4 van de BRA dient klager om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam worden geacht.
6. Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
7. In dit geval constateert het gerecht dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van dit gerecht van 11 september 2017, waarbij is bepaald dat verweerder binnen drie maanden na die uitspraak een nieuwe beslissing inzake de inpassing van klager neemt. In die uitspraak is – voor zover van belang – overwogen:
“2.4 Tussen partijen is voorts niet in geschil dat klager op grond van het aantal dienstjaren dat hij vóór de vaststelling van de nieuwe carrièrelijn heeft vervuld in beginsel in aanmerking komt voor indeling in de hiervoor genoemde groep B en zodoende aanspraak kan maken voor indeling naar de eerstvolgende schaal, in het onderhavige geval schaal 9. In de bestreden beschikking is evenwel overwogen dat klager dient te worden ingedeeld in groep C en daarom horizontaal wordt ingepast in schaal 8. Verweerder heeft dienaangaande nader uiteengezet dat aan deze beslissing ten grondslag ligt de omstandigheid dat klager niet voldoet aan het voor bevordering naar schaal 9 vereiste van een gunstige beoordeling. (…)
2.4.1
Het gerecht is met verweerder van oordeel dat met de in voormelde regels opgenomen bewoordingen “mits de waardering het toelaat” kennelijk is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de voor de groepen A en B in het vooruitzicht gestelde bevorderingen, slechts kunnen plaatsvinden bij een gunstige beoordeling van het functioneren van de betrokken ambtenaar. (…)
2.4.2
Met klager is het gerecht evenwel van oordeel dat de bestreden beschikking niettemin ondeugdelijk is gemotiveerd. Klager heeft onbetwist gesteld dat hij nimmer met de door verweerder gestelde negatieve beoordeling omtrent zijn functioneren is geconfronteerd. Deze handelwijze verdraagt zich niet met de bij de vaststelling van een beoordeling in acht te nemen zorgvuldigheid. (…) Een en ander klemt in het onderhavige geval des te meer, nu klager in het kader van de reorganisatie van de DLZ niet is geplaatst in de met zijn vorige functie overeenkomende – leidinggevende – functie, maar in een uitvoerende, lagere functie. (…) In aanmerking genomen dat die negatieve waardering voor een belangrijk deel zag op klagers leidinggevende kwaliteiten, kan die waardering daarom niet zonder meer worden gehanteerd als argument om hem de op grond van zijn dienstjaren bij de DLA toekomende bevordering te onthouden. (…)”
8. In het bestreden landsbesluit is verder ook onduidelijk gebleven – voor zover verweerder zijn standpunt zou handhaven dat klager bij de inpassing niet in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 9 – of klager in de periode vanaf 1 oktober 2011 tot zijn non-activiteit met ingang van 1 januari 2015 al dan niet voor een bevordering naar schaal 9 in aanmerking komt.
9. Het voorgaande betekent dat het bestreden landsbesluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bezwaar van klager is derhalve gegrond zodat het bestreden besluit zal worden vernietigd, echter slechts voor wat betreft de ingangsdatum van de bevordering naar schaal 9. Aan verweerder zal een termijn worden gesteld van drie maanden na deze uitspraak, waarbinnen hij een nieuw landsbesluit zal dienen te nemen.
10. Verweerder dient op na te noemen wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
11. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond,
vernietigt het landsbesluit van 27 juni 2018 no. 1, voor zover het betreft de ingangsdatum van de bevordering van klager naar schaal 9,
bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuw landsbesluit neemt inzake de bevordering van klager naar schaal 9,
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter zitting van maandag 17 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.