ECLI:NL:OGAACMB:2019:54

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803045
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming en rechtsmiddelen in ambtenarenzaken met betrekking tot herwaardering en bevordering

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar te Aruba, op 31 augustus 2015 een verzoek ingediend tot herwaardering van haar functie en bevordering naar hogere schalen, met terugwerkende kracht. Ondanks herhaalde verzoeken op 18 september 2017 en 14 maart 2018, heeft verweerder, de Gouverneur van Aruba, geen beslissing genomen op het verzoek van klaagster. Klaagster heeft hierop op 26 september 2018 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft geoordeeld dat de termijn voor het nemen van een beslissing door verweerder is overschreden, en dat klaagster op basis van de omstandigheden mocht aannemen dat haar verzoek was geweigerd. Het gerecht heeft de bestreden (fictieve) beschikking nietig verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van klaagster. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand van klaagster, tot een bedrag van Afl. 350,-. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen op 17 juni 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 17 juni 2019
GAZA nr. AUA201803045
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Klaagster heeft bij brief van 31 augustus 2015 verzocht om herwaardering van haar functie (met terugwerkende kracht) en om bevordering met ingang van 1 januari 2014 naar schaal 9, met ingang van 1 januari 2016 naar schaal 10 en met ingang van 1 januari 2018 naar schaal 11. Bij brieven 18 september 2017 en 14 maart 2018 heeft klaagster dat verzoek herhaald en aangevuld.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 26 september 2018 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft geen contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2019, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid bezwaar
1. Volgens vaste jurisprudentie van dit gerecht wordt, voor verzoeken zoals het onderhavige, in het algemeen als redelijke termijn waarin een orgaan geacht wordt een weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken aangenomen, een termijn van één jaar nadat een (schriftelijk) verzoek is ingediend. Nu klaagster reeds op 31 augustus 2015 een verzoek heeft ingediend en dit verzoek vervolgens op 14 maart 2018 heeft herhaald, is naar het oordeel van het gerecht het bezwaarschrift tegen deze (fictieve) weigering tijdig ingediend.
Fictieve weigering
2. Nu verweerder (nog) geen beslissing heeft genomen op het op 31 augustus 2015 ingediende verzoek van klaagster mocht klaagster, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beschikken.
3. Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond en zal de bestreden (fictieve) beschikking nietig worden verklaard. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klaagster. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
4. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt de bestreden (fictieve) weigering om te beslissen op het verzoek van klaagster van 31 augustus 2015;
draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beschikken.
veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door klaagster gemaakte kosten voor rechtsbijstand, tot op heden begroot op een bedrag van Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 17 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.