ECLI:NL:OGAACMB:2019:49

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201802381
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de benoeming en functiewaardering van een ambtenaar belast met de leiding van het Coördinatiebureau Overheidssubsidie

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen haar aanwijzing als ambtenaar belast met de leiding van het Coördinatiebureau Overheidssubsidie (CBOS) en de waardering van haar functie. Klaagster was eerder benoemd in een andere functie en had een positief advies van de Veiligheidsdienst Aruba (VDA) ontvangen voor de functie van Hoofd van het CBOS. Ondanks dit advies is zij niet benoemd in de functie van Hoofd, wat zij als ondeugdelijk gemotiveerd beschouwt. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bestreden landsbesluit onvoldoende is gemotiveerd, vooral gezien het positieve advies van de VDA en eerdere uitspraken van het gerecht. Het gerecht heeft ook overwogen dat functiewaarderingsbesluiten niet door de ambtenarenrechter kunnen worden beoordeeld, waardoor klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar tegen de waardering van de functie. De rechter heeft het bezwaar voor het overige gegrond verklaard, het landsbesluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de benoeming van klaagster als Hoofd van het CBOS.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2019
Gaza nr. AUA201802381

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 22 mei 2018 no. 1 (het bestreden landsbesluit) is onder meer besloten om klaagster met ingang van 1 januari 2016 over te plaatsen van het Departamento Recurso Humano (DRH) naar het Coördinatiebureau Overheidssubsidie (CBOS) en aan te wijzen als ambtenaar belast met de leiding. In dat Landsbesluit wordt overwogen dat de functie van Hoofd bij het CBOS maximaal gewaardeerd is op schaal 13.
Op 2 augustus 2018 heeft klaagster een bezwaarschrift hiertegen ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 14 januari 2019, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd.
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2. Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter onweersproken gesteld dat zij de bestreden beslissing op 6 juli 2018 heeft ontvangen. Gelet hierop heeft klaagster haar bezwaarschrift binnen de in artikel 41, derde lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend en is zij derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
De standpunten van partijen
3. Klaagster kan zich niet verenigen met haar aanstelling als ambtenaar belast met de leiding en stelt zich daarbij op het standpunt dat zij vanaf 1 januari 2016 benoemd moet worden in de functie van Hoofd van het CBOS. Verder is klaagster het niet eens met de overweging in het Landsbesluit dat de functie van Hoofd maximaal gewaardeerd is in schaal 13. Daarbij stelt zij zich – samengevat – op het standpunt dat de minister van Financiën, onder wie het CBOS ressorteert, de functie heeft gewaardeerd op maximaal schaal 14 en dat de ministerraad hiermee heeft ingestemd.
4. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat in het goedgekeurde formatierapport de functie van hoofd CBOS op maximaal schaal 13 is gewaardeerd. Van wijziging van de maximale waardering is niet gebleken.
De feiten
5.1
In zijn advies van 10 december 2015, DRH no. 31/3404, heeft het DRH – voor zover hier van belang – het volgende geadviseerd:
“(…) Het DRH heeft het laatste concept-formatierapport geanalyseerd die door het CBOS is opgesteld. Het DRH kan zich niet verenigen met de werkzaamheden van alle functies, gelet op het feit dat het CBOS geen beleidsbureau is. Het ontwikkelen en voorbereiden van subsidiebeleid zal door de ministeries en beleidsdirecties gebeuren en niet door het CBOS (…).
Gelet op het feit dat het CBOS geen beleidsbureau is, is er ook een verschil in de concept-eindwaardering. Rekening houdend met het bovenstaande wordt de functie van Hoofd CBOS dezerzijds gewaardeerd op een niveau van schaal 13 (…).
Bijgaand treft u het concept-instellingsbesluit en het concept-formatierapport van CBOS. In het concept-formatierapport zijn opgenomen de beschrijvingen van de kerntaken, de organisatiestructuur, het formatieplan en alle functies alsmede hun eindwaarderingen. U wordt geadviseerd om bijgaande concept-formatierapport, concept-instellingsbesluit van CBOS goed te keuren en de ingangsdatum van de conceptwaarderingen vast te stellen op de eerste dag van de maand volgend op de datum van goedkeuring door de ministerraad. (…)
5.2
De minister van Financien heeft op dit advies met de hand geschreven: “RvM: acc met aanpassing eindschalen” en – voor zover hier van belang – in het in het advies opgenomen “Tabel 1: financiële consequenties op jaarbasis”, onder maximale waardering voor de functie van Hoofd, handmatig het cijfer “13” doorgestreept en het cijfer “14” opgeschreven.
5.3
Op pagina 9 van het concept-formatierapport staat als waardering van de functie Hoofd CBOS, schaal 13 vermeld.
5.4
De ministerraad heeft in de vergadering van 8 januari 2016 het volgende besloten:

Advies DRH d.d. 10 december 2015 inzake formatierapport van het Coördinatiebureau Overheidssubsidie (CBOS) (MF00903/2015) (DRH/031/3404)
Instemmen met:
- het concept-formatierapport van CBOS cfm. DRH;
- de vaststelling van de ingangsdatum van de waarderingen van de functies van CBOS met ingang van 1 januari 2016;
- het concept-instellingsbesluit van CBOS.”
6. Bij Landsbesluit van 17 februari 2016, no. 51, is met ingang van 1 januari 2016 het Coördinatiebureau Overheidssubsidie (het CBOS) ingesteld. Bij dat landsbesluit is tevens bepaald dat de leiding van het CBOS berust bij het Hoofd van het CBOS.
7.1
Bij Landsbesluit van 5 oktober 2016 no. 4 is onder meer besloten klaagster met ingang van 1 januari 2016 over te plaatsen van het DRH naar het CBOS en aan te wijzen als ambtenaar belast met de leiding.
7.2
Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt, waarbij zij zich tevens op het standpunt heeft gesteld dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de functie van ambtenaar belast met de leiding dan wel het Hoofd van het CBOS maximaal gewaardeerd is op schaal 13.
7.3
Bij uitspraak van dit gerecht van 9 oktober 2017 (AUA 201600603) is het bezwaar gegrond verklaard, het Landsbesluit vernietigd, en is bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing dient te nemen. Daarbij is het volgende overwogen:
“2.5 In de contramemorie en ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat voor benoemingen in een functie van Hoofd van een dienst, een vertrouwensfunctie, een positief advies van de Veiligheidsdienst Aruba (VDA) vereist is. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat het vaste praktijk is dat betrokkenen in afwachting van een zodanig advies aangewezen worden als ambtenaar belast met de leiding van de desbetreffende dienst, waarna, bij afgifte van een positief advies van de VDA, benoeming in de functie van Hoofd van de desbetreffende dienst volgt. Nu ten aanzien van klaagster door de VDA nog geen positief advies is afgegeven, heeft verweerder ook in dit geval toepassing gegeven aan voormelde vaste praktijk, aldus verweerder (…).
(…)
2.7
In het Landsbesluit is omtrent de maximale waardering van de functie van Hoofd van het CBOS geen overweging gegeven. Evenmin is daarin een beslissing gegeven inhoudende wijziging van de bezoldiging van klaagster met ingang van de overplaatsing naar het CBOS. Aldus heeft verweerder geen wijziging aangebracht in de rechtspositie van klaagster, die voorafgaand aan de overplaatsing geplaatst was in de functie van beleidsmedewerker bij DRH, welke functie maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 13. (…)
Nu uit de stukken niet eenduidig valt af te leiden of de Raad van Ministers het advies van DRH al dan niet in de door de minister aangepaste versie heeft goedgekeurd en evenmin is vast komen te staan welke versie van de verschillende door klaagster en verweerder overgelegde formatierapporten de definitieve versie is, aangezien zij beide ongedateerd zijn, heeft verweerder de handhaving van de bezoldiging van klaagster op het niveau van schaal 13 onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. (…)”
8. Bij brief van 6 maart 2018 is namens de minister van Algemene Zaken, door het Hoofd van de Veiligheidsdienst Aruba (VDA) een verklaring van geen bezwaar verstrekt aan klaagster, voor de functie van Hoofd CBOS.
9. In het thans bestreden landsbesluit is overwogen dat de voormalige minister handmatige aanpassingen heeft gedaan op het advies van de DRH inzake het formatierapport van het CBOS, die betrekking hadden op de ingangsdatum en de maximale waardering van twee functies en dat de beslissing van de ministerraad niets vermeldt over de aanpassing inzake de maximale waardering, zodat de functie van Hoofd bij het CBOS derhalve maximaal is gewaardeerd op schaal 13.
De beoordeling
10. Klaagster beklaagt zich er terecht over dat zij wederom is aangewezen als ambtenaar belast met de leiding. Onduidelijk is gebleven waarom klaagster bij het bestreden landsbesluit, ondanks het positieve advies van 6 maart 2018 van de VDA en hetgeen dit gerecht in de uitspraak van 9 oktober 2017 ten aanzien van de benoeming van klaagster heeft overwogen, niet is benoemd als Hoofd van het CBOS. Het bestreden landsbesluit is op dit punt dan ook ondeugdelijk gemotiveerd.
11. Wat betreft de waardering van de functie, overweegt het gerecht het volgende. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, moeten functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op één lijn worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de LA, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
Nu in het bestreden landsbesluit staat vermeld dat de functie van Hoofd van het CBOS conform het formatierapport van het CBOS, zoals door de ministerraad is goedgekeurd, is gewaardeerd op schaal 13 en gelet op de overgelegde stukken met betrekking tot de waardering van die functie, is er sprake van een functiewaarderingsbesluit die op één lijn moet worden gesteld met een besluit van algemene strekking, waartegen geen bezwaar kan worden ingediend. Klaagster is dan ook niet-ontvankelijk in haar bezwaar voor zover dit is gericht tegen de waardering van de functie van Hoofd van het CBOS.
12. Voor het opleggen van een dwangsom, ziet het gerecht vooralsnog geen aanleiding.
13. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar bezwaar voor zover gericht tegen de waardering van de functie van Hoofd van het Coördinatiebureau Overheidssubsidie,
- verklaart het bezwaar voor het overige gegrond,
- vernietigt het Landsbesluit van 22 mei 2018 no. 1, wat betreft de aanwijzing van klaagster als ambtenaar belast met de leiding van het CBOS,
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt omtrent de benoeming van klaagster als Hoofd van het CBOS, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen,
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 juni 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.