In deze zaak heeft klager, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, bezwaar aangetekend tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om her-inschaling, dat hij op 15 oktober 2015 indiende. Ondanks herhaalde verzoeken in de daaropvolgende jaren, heeft verweerder, de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, geen inhoudelijke beslissing genomen. Klager heeft op 27 september 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen deze fictieve weigering. De zaak is behandeld op 15 april 2019, waarbij zowel klager als verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het gerecht heeft overwogen dat, gezien de aard van het verzoek en het feit dat verweerder geen beslissing heeft genomen, klager terecht heeft aangenomen dat zijn verzoek is geweigerd. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, ondanks dat er nog geen jaar was verstreken sinds het laatste verzoek van klager. Het gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen.
De uitspraak benadrukt de procedurele mogelijkheden voor klager om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming, en verwijst naar eerdere jurisprudentie die de context van de weigering om te beschikken verduidelijkt. De rechter heeft de beslissing op 27 mei 2019 uitgesproken, waarbij beide partijen het recht hebben om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.