ECLI:NL:OGAACMB:2019:46

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
AUA201801043 en AUA201801202
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van ambtenaar na onherroepelijke veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die door de Gouverneur van Aruba was ontslagen. Klager had bezwaar gemaakt tegen het ontslag, dat was verleend op basis van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), na een onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van vijftien maanden wegens overtreding van de Vuurwapenverordening. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verantwoorden voorafgaand aan het bestreden besluit, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. Het gerecht heeft het beroep gegrond verklaard, maar het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de veroordeling van klager als gegeven feit moet worden aangenomen. Het gerecht oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van klager geen reden zijn om van het ontslag af te zien, en dat het verlies van inkomen inherent is aan ontslag. De rechter heeft de beslissing genomen om het bestreden besluit niet te wijzigen, maar in stand te laten, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van klager voor rechtskundige bijstand.

Uitspraak

Uitspraak van 27 mei 2019
Gaza nr. AUA201801043
Gaza nr. AUA201801202

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 20 maart 2018 no. 2 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om klager met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) ontslag te verlenen, met ingang van dagtekening van het landsbesluit.
Op 17 april 2018 heeft klager bezwaar gemaakt bij het gerecht. Dit bezwaar is geregistreerd als AUA201801043.
Op 26 april 2018 heeft klager bezwaar gemaakt bij het gerecht. Dit bezwaar is geregistreerd als AUA201801202.
Verweerder heeft op 20 juni 2018 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2019, waar klager bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader
De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
De feiten
1.1
Bij landsbesluit van 18 oktober 2007 heeft verweerder besloten om klager als ambtenaar in tijdelijke dienst te benoemen als onderhoudsmedewerker C bij de Dienst Openbare Werken (DOW).
1.2
Bij landsbesluit van 16 augustus 2010 heeft verweerder besloten om klager als ambtenaar in vaste pensioengerechtigde dienst te benoemen.
1.3
Klager is op 23 augustus 2017 aangehouden.
1.4
Bij brief van 30 november 2017 bericht het Hoofd Stafbureau van het Openbaar Ministerie aan het Managementteam van Departamento Recurso Humano (DRH) dat klager wordt verdacht van het (vermoedelijk) plegen van het/de volgende misdrij(f)/(ven): Overtreding van een bij of krachtens de Vuurwapenverordening gesteld verbod.
1.5
Bij vonnis van 18 januari 2018 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan tien voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar terzake overtreding van de Vuurwapenverordening.
1.6
Klager is op 19 januari 2018 vanuit het Korrektie Insitituut Aruba (KIA) in vrijheid gesteld.
1.7
Bij akte van 1 februari 2018 heeft klager hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 januari 2018.
1.8
Bij brief van 1 februari 2018 heeft de directeur van de DRH de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie geadviseerd om klager met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder d, van de Lma te ontslaan.
1.9
Bij brief van 1 februari 2018, ingediend op 2 februari 2018, heeft klager het DRH naar zijn status als ambtenaar verzocht, heeft hij aangegeven dat hij hoger beroep heeft aangetekend tegen het strafvonnis en heeft hij verzocht om hem toe te staan om zijn werkzaamheden bij de DOW te hervatten.
1.1
Op 20 maart 2018 heeft klager het hoger beroep ingetrokken.
1.11
Op 20 maart 2018 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
De standpunten van partijen
2.1
Klager betoogt dat de bestreden beschikking ten onrechte is genomen zonder dat hij in de gelegen is gesteld zich te verantwoorden. Klager erkent te zijn veroordeeld voor het bezitten van een vuurwapen, maar aan hem is een veel lagere straf opgelegd dan normaliter in soortgelijke zaken wegens zijn persoonlijke omstandigheden. Daarnaast beschikken klager en zijn bejaarde moeder alleen over zijn inkomen.
2.2
Verweerder voert - kort samengevat - aan dat al hetgene dat heeft geleid tot de veroordeling van klager reeds aan de orde is geweest bij de strafrechter en dat de veroordeling als een gegeven feit dient te worden aangenomen. Voorts voert verweerder aan dat vuurwapenbezit als een ernstig strafbaar feit moet worden aangemerkt en dat het voor het Land onaanvaardbaar is als een ambtenaar betrokken is bij illegaal wapenbezit en hiervoor wordt veroordeeld. Geen rechtsregel schrijft voor dat klager voor een ontslag ex artikel 98, eerste lid, aanhef en onder d, van de Lma gehoord dient te worden, aldus verweerder.
Beoordeling
3. Het gerecht stelt vast dat namens klager in twee afzonderlijke geschriften bezwaar is gemaakt tegen het bestreden besluit. Het gerecht verklaart het laatste ingediende bezwaar, geregistreerd als AUA201801202, niet-ontvankelijk.
4.1
Het gerecht overweegt dat met de veroordeling (zie 1.5) en de intrekking van het hoger beroep (1.10) de situatie is ontstaan dat klager onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens een misdrijf. Gezien artikel 98, eerste lid, aanhef en onder d, van de Lma betekent dit dat verweerder bevoegd is over te gaan tot ontslag van klager.
4.2
Het gerecht deelt niet de opvatting van de gemachtigde van klager dat de bevoegdheid tot ontslag niet is ontstaan omdat klager niet, na zijn invrijheidstelling op 19 januari 2018 en voorafgaand aan het ontslag, geschorst is. Uit de bepalingen of het systeem van de Lma volgt niet dat schorsing een vereiste is voor een ontslag als hier aan de orde.
5. Vervolgens komt aan de orde of verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid tot ontslag heeft kunnen besluiten.
6.1
Klager stelt dat hij ten onrechte voorafgaand aan het bestreden besluit niet is gehoord over het voornemen hem te ontslaan.
6.2
Verweerder neemt het standpunt in dat artikel 84 van de Lma, waarin wordt bepaald dat de ambtenaar de gelegenheid krijgt zich te verantwoorden, slechts van toepassing is in geval van het voornemen een disciplinaire straf op grond van artikel 83 van de Lma op te leggen.
6.3
Het gerecht overweegt dat artikel 84 van de Lma inderdaad niet van toepassing is in geval van een ontslag op grond van artikel 98 van de Lma.
6.4
Het gerecht overweegt voorts dat het bestreden besluit een belastend besluit is en dat, gezien de onder 5 genoemde belangenafweging, het noodzakelijk is dat klager voorafgaande aan het nemen van besluit de gelegenheid krijgt de in zijn ogen relevante omstandigheden naar voren te brengen. Het gerecht verwijst in dit verband ook naar pagina 38 van het Handboek Directie Personeel en Organisatie (versie 23 september 2009). Hieruit blijkt onder meer dat de nadelige gevolgen voor de ambtenaar zelf bij de besluitvorming dienen te worden betrokken. Teneinde tot een zorgvuldige besluitvorming te komen, dient de betrokkene in de gelegenheid gesteld te worden eventuele nadelige gevolgen kenbaar te maken. Klagers grond dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord, slaagt.
6.5
Nu verweerder heeft nagelaten klager te horen voorafgaande aan het bestreden besluit, wordt het beroep gegrond verklaard. Hieronder zal het gerecht bespreken of het bestreden besluit, met toepassing van artikel 85 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) om die reden dient te worden gewijzigd. Van belang is dat klager in het kader van deze procedure in de gelegenheid is gesteld alle omstandigheden naar voren te brengen die naar zijn mening relevant zijn.
7.1
Klager heeft aangevoerd dat de strafrechter hem een mildere straf heeft opgelegd wegens zijn persoonlijke omstandigheden.
7.2
Het gerecht overweegt dat, wat er ook zij van de stelling dat de persoonlijke omstandigheden tot strafverlaging hebben geleid, dit niet af doet aan het feit dat klager desondanks onherroepelijk veroordeeld is tot een vrijheidsstraf wegens een misdrijf. Verweerder wordt niet geacht de strafrechtelijk relevante aspecten nogmaals te wegen. De gestelde persoonlijke omstandigheden behoeven voor verweerder dus geen reden te zijn om van het ontslag af te zien.
8.1
Klager heeft aangevoerd dat hij en zijn bejaarde moeder alleen over zijn inkomen als ambtenaar beschikken.
8.2
Het gerecht overweegt dat inkomensverlies, ook als dit het enige inkomen van de huishouding is, inherent is aan ontslag. In het kader van de besluitvorming in kwestie kan dit dus niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt.
9.1
Gelet op het voorgaande oordeelt het gerecht dat verweerder in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om klager te ontslaan.
9.2
Anders dan van de zijde van klager is gesteld, is er geen sprake van schending van het evenredigheidsbeginsel of van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
10. De rechter ziet hierin aanleiding, op grond van artikel 85 van de La en ten behoeve van de finale geschillenbeslechting, om het bestreden besluit niet te wijzigen maar in stand te laten.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar geregistreerd als AUA201801043 gegrond;
  • laat het bestreden besluit in stand;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 700,-;
  • verklaart het bezwaar geregistreerd als AUA201801202 niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).
BIJLAGE
Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht
Artikel 83
1. De disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast, zijn:
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst op andere dagen dan de zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen, zonder beloning of tegen een lagere dan de normale beloning;
c. geldboete;
d. inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen;
e. terugzetting in bezoldiging of stilstand van periodieke verhoging van bezoldiging;
f. uitsluiting van bevordering;
g. terugzetting in rang, al of niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van bezoldiging;
h. schorsing voor een bepaalde tijd met inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen;
i. ontslag.
Artikel 84
1. De straf wordt niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag de ambtenaar van de hulp van anderen gebruik maken.
2. Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding der redenen, melding gemaakt.
3. Indien de ambtenaar zulks verlangt, worden hij en degene, van wiens hulp hij bij zijn verantwoording gebruik maakt, in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden, welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben, met uitzondering echter van de stukken tegen welker kennisneming het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet.
4. De strafoplegging moet schriftelijk geschieden en is met redenen omkleed.
5. De tot het opleggen van straffen bevoegden geven aan de gestrafte onverwijld kennis van de strafoplegging door toezending van een afschrift van het desbetreffend besluit.
6. Indien de strafoplegging plaats vindt door de krachtens artikel 83, tweede lid, aangewezenen, wordt in het besluit tot strafoplegging tevens medegedeeld, dat binnen veertien dagen na ontvangst daarvan bij de betrokken minister schriftelijk beroep van de betrokkene onder aanvoering van gronden open staat, tenzij die minister ingevolge het tweede lid van artikel 83 is aangewezen. De betrokken minister is verplicht binnen drie maanden na de dag waarop de ambtenaar in beroep is gekomen, deze een met redenen omklede beslissing toe te zenden.
Artikel 98
1. Buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, kan de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van:
(…)
d. onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;
(…)
f. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
(…).