In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als apothekersassistent bij de Inspectie Volksgezondheid Aruba, bezwaar aangetekend tegen de inhouding van haar salaris, dat sinds mei 2018 is verlaagd naar 80% vanwege arbeidsongeschiktheid. Klaagster heeft op 21 september 2018 een bezwaarschrift ingediend, nadat zij op 30 januari 2017 opnieuw ziek werd. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 25 maart 2019, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen. De rechter heeft vastgesteld dat klaagster niet binnen de wettelijke termijn van dertig dagen bezwaar heeft gemaakt tegen de salarisverlaging voor de maanden mei, juni en juli 2018, en heeft haar bezwaar voor deze maanden niet-ontvankelijk verklaard. Het gerecht oordeelde dat de inhouding van het salaris rechtmatig was, aangezien deze voortvloeide uit de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. De rechter heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de inhouding van het salaris bevestigd, waarbij hij benadrukte dat er geen ruimte was voor een belangenafweging in deze situatie. De uitspraak werd gedaan op 6 mei 2019 door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter.