In deze zaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om in de functie van senior medewerker team toezicht, controle en handhaving te worden geplaatst. De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu heeft op 1 augustus 2018 besloten dat klager niet in aanmerking komt voor deze functie, omdat hij niet voldoet aan de opleidingsvereiste van een hbo-diploma. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 31 augustus 2018. Tijdens de zitting op 11 februari 2019 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Het gerecht heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend.
Het gerecht heeft overwogen dat de Minister bevoegd was om de bestreden beschikking te nemen, aangezien het hier gaat om een interne (over)plaatsing en niet om een bevordering. Klager heeft betoogd dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de opleidingsvereiste en dat de bestreden beschikking in strijd is met de beginselen van zorgvuldigheid en gelijkheid. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat klager niet in het bezit is van de vereiste diploma's en dat de Minister op goede gronden heeft besloten om klager niet in de functie te plaatsen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat de door klager genoemde gevallen niet vergelijkbaar zijn met zijn situatie.
Uiteindelijk heeft het gerecht het bezwaar ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Klager kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.