ECLI:NL:OGAACMB:2019:14

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
AUA201802344
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de intrekking van periodieke verhogingen en de toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 11 maart 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Aduana, tegen een beslissing van de Gouverneur van Aruba. Klager had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn periodieke verhoging per 1 februari 2017 en de verschuiving van de ingangsdatum van de eerstvolgende periodieke verhoging van 1 februari naar 1 augustus 2018. De Gouverneur had op 15 mei 2018 besloten om klager twee extra periodieken toe te kennen op basis van gevoerd beleid, dat als buitenwettelijk begunstigend beleid wordt gekarakteriseerd. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager niet op grond van een wettelijke regeling recht heeft op deze extra periodieken, maar dat het beleid op consistente wijze is toegepast. Klager heeft aangevoerd dat de verschuiving van de ingangsdatum hem benadeelt in zijn carrière, maar het gerecht oordeelt dat de verschuiving van de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging niet onredelijk is en dat het gevoerde beleid door de bestuursrechter terughoudend dient te worden getoetst. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 11 maart 2019
Gaza nr. AUA201802344

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 15 mei 2018 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder een beslissing genomen over het toekennen van extra periodieke verhogingen aan klager.
Hiertegen heeft klager op 31 juli 2018 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2019. Klager is verschenen bij zijn gemachtigde en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 5 juli 2018 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar wel is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Aduana.
2.2
Op 22 juli 2016 heeft klager het vakdiploma deel 1 van de opleiding hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen behaald.
2.3
Bij bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 augustus 2016 twee extra periodieken toe te kennen met vaststelling van de bezoldiging in schaal 5, dienstjaar 7, de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging vast te stellen op 1 augustus 2018 en de aan klager met ingang van 1 februari 2017 toegekende periodieke verhoging van bezoldiging in de oude rang in te trekken.
Regelgeving
3. Op grond van gepubliceerd beleid worden - als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan - aan een ambtenaar twee extra periodieken toegekend indien deze een voor de dienst belangrijk vakdiploma behaalt. Het beleid, zoals neergelegd in het Handboek Rechtspositionele Regelingen Land Aruba 2009 onder paragraaf 8.5, luidt als volgt:
“De regeling van het toekennen van twee (2) extra periodieken bij het behalen van een voor de dienst belangrijk vakdiploma heeft als doel ambtenaren te stimuleren om een studie te volgen, ook als dit niet tot een bevordering leidt. Bovenstaand uitgangspunt betekent dat als aan het behalen van een dergelijk relevant vakdiploma direct of indirect een bevordering is gekoppeld, er geen toekenning van twee (2) extra periodieken plaatsvindt (advies DPO 13-07-05).
(…)
Het beleid m.b.t. de ingangsdatum van de toekenning van twee (2) extra periodieken komt erop neer dat deze datum op de eerste van de maand volgend op het behalen van het diploma valt.
(..)
Bij het toekennen van twee (2) extra periodieken in verband met het behalen van een voor de dienst belangrijk vakdiploma wordt de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging verschoven/veranderd (advies DPO 10-10-08). Dit beleid heeft de rechterlijke toetsing doorstaan (vonnis GAZA no. 2498 van 2008). Ambtenaren die een belangrijk vakdiploma hebben behaald maar die reeds op hun schaalmaximum zitten, of één (1) periodiek daaronder of in een bezoldigingsschaal zijn ingeschaald die geen periodieken kent, ontvangen geen twee (2) extra periodieken, maar één (1) maand gratificatie (advies DPO 07-04-04).”
De standpunten van partijen
4.1
Klager heeft ter zitting medegedeeld dat hij zijn bezwaar tegen de intrekking van de periodieke verhoging per 1 februari 2017 niet handhaaft. Klager handhaaft wel het bezwaar tegen de verschuiving van de ingangsdatum van de eerstvolgende periodiek van 1 februari naar 1 augustus. Op deze wijze wordt een deel van de verhoging op oneigenlijke wijze door verweerder weer teruggenomen en wordt klager met zes maanden achteruitgezet in zijn carrièrelijn.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan klager volgens vigerend beleid twee extra periodieken zijn toegekend. De datum van de eerstvolgende periodieke verhoging wordt als gevolg hiervan verschoven of veranderd. Het beleid is niet onredelijk.
De beoordeling
5.1
Vast staat dat klager niet op grond van een wettelijke regeling recht heeft op twee extra periodieken maar dat op grond van gevoerd beleid aan klager twee extra periodieken worden toegekend.. Als gevolg van het toekennen van twee periodieke verhogingen gaat de ambtenaar er aanzienlijk op vooruit, ook als de eerstvolgende periodieke verhoging wordt verschoven naar de maand waarop het diploma is behaald. Dat de verschuiving van de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging voor de ene ambtenaar iets gunstiger uitpakt dan de andere is onontkoombaar, maar gezien de omvang van de verhoging van ondergeschikt belang.
Het gevoerde beleid is daarom een zogeheten buitenwettelijk begunstigend beleid dat naar vaste rechtspraak door de bestuursrechter terughoudend dient te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt beschouwd met dien verstande dat slechts wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast (vergelijk Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, 9 april 2014, RvBaz 2012/59437).
5.2
Het gerecht stelt vast dat verweerder conform het beleid de datum van de eerstvolgende periodieke verhoging heeft verschoven. Voorts is niet in geschil dat verweerder op consistente wijze toepassing geeft aan dit beleid.
6. Het bezwaar is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.