ECLI:NL:OGAACMB:2019:137

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 oktober 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
CUR201700044
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking benoeming ambtenaar wegens niet doorlopen wervings- en selectieprocedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao geoordeeld over de intrekking van de benoeming van klager in de functie van Hoofd van Dienst-D bij het Agrarisch en Visserij Beheer. De intrekking vond plaats bij landsbesluit van 18 januari 2017, waarbij het eerdere besluit van 19 december 2016, waarin klager was benoemd, werd ingetrokken. Klager had op 23 januari 2017 een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen deze intrekking, waarna de zaak op 24 juni 2019 ter zitting werd behandeld.

Klager stelde dat hij voldeed aan de functievereisten en dat zijn benoeming rechtsgeldig was, omdat hij feitelijk de functie al bekleedde. Hij betoogde dat de intrekking van zijn benoeming onterecht was, omdat hij niet was gehoord over het voornemen tot intrekking en geen inzage had gehad in de adviezen die tot deze beslissing hadden geleid. Klager voerde aan dat de landsverordening materieel ambtenarenrecht (LMA) niet voorziet in de mogelijkheid om een rechtsgeldig tot stand gekomen benoeming in te trekken zonder een nieuwe wervings- en selectieprocedure.

Verweerster, de regering van Curaçao, stelde echter dat de benoeming van klager niet rechtsgeldig was, omdat deze was geschied zonder de vereiste wervings- en selectieprocedure. De verweerster voerde aan dat klager niet voldeed aan de functievereisten en dat de benoeming in strijd was met het beleid dat sinds 2010 geldt, waarin is vastgelegd dat ambtenaren moeten solliciteren op vacante functies. Het Gerecht oordeelde dat de benoeming van klager inderdaad onterecht was, omdat deze niet was geschied volgens de geldende procedures en dat verweerster op goede gronden de benoeming had kunnen intrekken. De intrekking was dus rechtmatig en het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2019. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez, advocaat,
tegen

De regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. Z.V.I. Isenia, werkzaam bij het Land Curaçao.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 18 januari 2017 heeft verweerster het landsbesluit van 19 december 2016, waarbij klager per 19 oktober 2016 in de functie van Hoofd van Dienst-D bij het Agrarisch en Visserij Beheer (ressorterende onder het ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur, sector Landbouw, Milieu en Natuur) werd benoemd, ingetrokken (het bestreden besluit).
Klager heeft op 23 januari 2017 een “pro forma” bezwaarschrift tegen het bestreden besluit ingediend (het bezwaar).
Bij e-mail van 24 februari 2017 heeft klager de gronden van het bezwaar aangevuld.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 24 juni 2019. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die vergezeld werd door mevrouw [I],
HR manager bij het ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur.

Overwegingen

ontvankelijkheid
1. Klager heeft op 23 januari 2017 een “pro forma” bezwaarschrift tegen het bestreden besluit ingediend. Per brief van 27 januari 2017 is aan klager een termijn van vier weken gegeven om de gronden van zijn bezwaarschrift aan te vullen. Klager heeft per e-mail van 24 februari 2017 de gronden van zijn bezwaar aangevuld en kan dus in zijn bezwaar worden ontvangen.
standpunt van partijen
2. Klager kan zich niet verenigen met de intrekking van zijn benoeming in de functie van Hoofd van Dienst-D (schaal 15) bij het Agrarisch en Visserij Beheer en licht dit als volgt toe. Klager voldeed ten tijde van de benoeming aan de functievereisten en feitelijk bekleedde hij die functie al. De toenmalige minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (de toenmalige minister GMN) vond hem geschikt om die functie te vervullen en heeft daarom een voordracht daartoe gedaan. Ambtenaren kunnen ook middels overplaatsing binnen het overheidsapparaat in een andere functie worden benoemd; het is dus onjuist dat dat alleen via sollicitatie, werving en selectie kan. De benoeming is dus rechtsgeldig tot stand gekomen en klager kon daarom gerechtvaardigd daarop vertrouwen. Klager is nimmer gehoord over het voornemen om de benoeming in te trekken, noch heeft hij inzage gehad in de adviezen die daartoe hebben geleid. De landsverordening materieel ambtenarenrecht (LMA) voorziet niet in de mogelijkheid om een bij landsbesluit rechtsgeldig tot stand gekomen benoeming in te trekken middels een nieuw uitgevaardigde landsbesluit. Het bestreden besluit ontbeert daarom wettelijke grondslag. Daarnaast zijn bij het bestreden besluit het motiverings-, het zorgvuldigheids- en het vertrouwensbeginsel niet in acht genomen. Klager verzoekt daarom vernietiging van het bestreden besluit.
3. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij de benoeming rechtsgeldig heeft ingetrokken en voert daartoe het volgende aan. Klager is – zeer kort na de parlementaire verkiezing op 5 oktober 2016 – per brief van 11 oktober 2016 door de toenmalige minister GMN voorgedragen om te worden benoemd in de functie van Hoofd van Dienst-D van bij het Agrarisch en Visserij Beheer. Het betreft een overplaatsing vanuit de functie van Medewerker Inspectie en Controle Volksgezondheid – B naar voormelde leidinggevende functie, hetgeen neerkomt op een bevordering van functieschaal 10 naar functieschaal 15. De voordracht en de benoeming die daarop volgde hebben plaatsgevonden zonder dat een vacature voor de functie was opgesteld en zonder dat de werving- en selectieprocedure, zoals vastgesteld door de Raad van Ministers van 14 maart 2014, is gevolgd. Deze werving- en selectieprocedure is bekend bij alle ministeries. Voor benoemingen in functies zoals deze gelden sinds 2014 strikte voorwaarden. De functie vereist een afgeronde universitaire opleiding en relevante ervaringsjaren in een soortgelijke positie. Klager voldoet niet aan deze functievereisten. De mogelijkheid van overplaatsing binnen het overheidsapparaat, zoals dat in het geval van klager is gebeurd, bestaat sinds 10 oktober 2010 niet meer. De benoeming van klager had daarom niet mogen plaatsvinden en heeft alle schijn te zijn geschied in het kader van het zogeheten afscheidsbeleid. Verweerster was – gelet op dit alles – bevoegd om de benoeming in te trekken. Zij concludeert daarom tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
de beoordeling
4. Het Gerecht stelt voorop dat verweerster op grond van de LMA de bevoegdheid heeft om ambtenaren naar een hogere functie te bevorderen, maar ook om een dergelijke bevordering in te trekken, mits dat op goede gronden gebeurt. De vraag die daarom in deze zaak centraal staat is of verweerster op goede gronden de benoeming van klager in de functie van Hoofd van Dienst-D bij het Agrarisch en Visserij Beheer heeft ingetrokken. Ter beantwoording daarvan neemt het Gerecht de navolgende (door klager onbetwiste) feiten en omstandigheden in aanmerking.
5. Uit de door verweerster overgelegde stukken is aannemelijk geworden dat de overheid sinds 10 oktober 2010 als beleid voert dat ambtenaren die een andere vacante functie wensen te bekleden naar die gepubliceerde vacature dienen te solliciteren. Indien de ambtenaar op grond van een ingestelde werving- en selectieprocedure als beste kandidaat is uitgekomen, wordt hij voorgedragen om in die functie te worden benoemd. Op 14 mei 2014 is de Raad van Ministers akkoord gegaan met de vaststelling van de zogeheten “kwaliteitsbewaking werving- en selectieprocedure”. [1] Dit beleid is bekend bij alle ministeries en is laatstelijk bij circulaire van 2 november 2016 onder alle leidinggevenden verspreid.
6. Vast staat dat de benoeming van klager is geschied zonder een daaraan voorafgaande werving en selectie voor de functie. Het betoog van klager dat zijn benoeming desondanks op juiste gronden heeft plaatsgevonden gaat naar het oordeel van het Gerecht niet op. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat een benoeming in een functie zoals deze ook zonder werving en selectie mogelijk is indien aan de functievereisten wordt voldaan. Verweerster heeft die stelling gemotiveerd weersproken. Uit niets blijkt dat een dergelijke mogelijkheid bestaat. Daarnaast blijkt uit de c.v. van klager dat hij niet aan de functievereisten voldoet. Hij beschikt niet over de vereiste afgeronde universitaire opleiding noch over minimaal drie jaar ervaringen in een soortgelijke positie. Dat klager gedurende zijn terbeschikkingstelling aan de toenmalige minister GMN bij gelegenheid feitelijk belast was bepaalde werkzaamheden behorende tot die functie maakt nog niet dat hij aan de daarvoor vereiste werkervaring voldoet. Reeds op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat zijn benoeming niet terecht was.
7. Ook het standpunt van klager dat aan verweerster geen beroep toekomt op het beleid voor werving en selectie van overheidspersoneel, omdat de grondslag voor dat beleid, te weten het Sociaal Statuut dat de overgang regelt van het personeel van het voormalige land de Nederlandse Antillen en het oude Eilandgebied Curaçao naar het nieuwe land Curaçao, inmiddels is vervallen, wordt niet gevolgd. Verweerster heeft de bevoegdheid om met betrekking tot benoeming van overheidspersoneel beleidsregels vast te stellen mits deze niet strijdig zijn met de wet. Het stond verweerster daarom vrij om ook nadat de geldigheid van het Sociaal Statuut is komen te vervallen het beleid voor werving en selectie van overheidspersoneel voort te zetten. Gesteld noch gebleken is dat het beleid in strijd is met enige regelgeving.
8. Het Gerecht concludeert – gelet op dit alles – dat de benoeming van klager bij landsbesluit van 19 december 2016 in de functie van Hoofd van Dienst-D van bij het Agrarisch en Visserij Beheer onterecht was en dat verweerster daarom op goede gronden heeft mogen beslissen dit recht te zetten door de benoeming in te trekken. Anders dan bij het opleggen van disciplinaire straffen is niet vereist dat klager eerst daarover wordt gehoord. Van onrechtmatigheid van het bestreden besluit dan wel strijdigheid daarvan met het motiverings-, het zorgvuldigheids- en het vertrouwensbeginsel is dus geen sprake. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel neemt het Gerecht daarbij ook in aanmerking dat verweerster binnen een relatief korte periode van minder dan een maand de benoeming heeft ingetrokken, terwijl nimmer uitvoering daaraan is gegeven.
9. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.

Voetnoten

1.Dit is het beleid voor werving en selectie van overheidspersoneel.