ECLI:NL:OGAACMB:2019:128

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
CUR201902574
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing benoeming brandweerlieden en bezwaar tegen niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar bij de Brandweer Curaçao, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om benoeming tot Wachtcommandant. Klager heeft zijn verzoek op 16 april 2019 ingediend, maar verweerster, de Regering van het Land Curaçao, heeft hierop niet tijdig beslist. Klager heeft zijn bezwaar op 17 juli 2019 ingediend, drie maanden na zijn verzoek. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft vastgesteld dat de weigering om te beslissen niet als een afwijzing kan worden gekwalificeerd, maar dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vertragingsprocedure niet onredelijk was, gezien de spoedeisendheid van de benoeming en het aantal openstaande vacatures. Het Gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard en verweerster opgedragen om binnen een maand na de uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van klager. Daarnaast is verweerster veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan klager, vastgesteld op NAf. 700,-.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

klager,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes, advocaat,
tegen

de Regering van het Land Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. J.G. Ricardo, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij brief van 16 april 2019 heeft klager verweerster verzocht om hem te benoemen in de functie van Wachtcommandant bij de Brandweer Curaçao.
Bij bezwaarschrift van 17 juli 2019 heeft klager bij dit Gerecht bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing van verweerster op dat verzoek (het bezwaar). Op dezelfde datum heeft klager het Gerecht verzocht om een beslissing bij voorraad (CUR201902575).
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 12 augustus 2019. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [commandant], Commandant van de Brandweer Curaçao. Klager heeft zijn verzoek om een beslissing bij voorraad ter zitting ingetrokken.

Overwegingen

1. Klager is vanaf 1 februari 1985 als ambtenaar werkzaam bij de Brandweer Curaçao en bekleedt thans de functie van Senior Hulpverlener. Klager heeft de voor de hogere functie van Wachtcommandant benodigde Brandmeester opleiding met goed gevolg afgerond. Hoewel de Commandant van de Brandweer (de CB) niet het bevoegde gezag is zoals bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) en dus niet bevoegd is om klager met de waarneming van de functie van Wachtcommandant te belasten, heeft hij klager vanaf 2010 feitelijk opgedragen om die functie structureel waar te nemen. Daargelaten dat niet gebleken is dat de CB dat namens de minister van Justitie geeft zoals voorgeschreven in artikel 49 van de LMA, heeft de CB ter zitting verklaard dat hij die waarneming beschouwt als een dienstopdracht aan klager die nodig is voor het operationeel houden van de Brandweer Curaçao, omdat er al jaren een tekort is aan Wachtcommandanten. De feitelijke waarneming werd dus niet op basis van vrijwilligheid uitgevoerd. Nadat negen vacatures voor de functie van Wachtcommandant zijn opengesteld in 2015 heeft klager naar die functie gesolliciteerd. Bij brief van 5 februari 2015 heeft de CB aan klager meegedeeld dat hij niet is geselecteerd voor die functie.
2. In het jaar 2018 zijn drie vacatures opengesteld voor de functie van Wachtcommandant. Klager heeft onder protest, hij meende namelijk op grond van langdurige en onafgebroken waarneming recht te hebben op benoeming in die functie, gesolliciteerd. De CB heeft ter zitting toegelicht dat de selectieprocedure op de volgende manier is verlopen. Zeven leidinggevenden van de sollicitanten zijn aangesteld als selecteurs. Deze hebben op grond van hun oordeel over het functioneren van de sollicitanten per sollicitant een score ingevuld op een lijst met twaalf voor de functie belangrijk geachte criteria. Voor het kunnen beoordelen van één specifiek criterium heeft de CB een casus opgesteld en aan de sollicitanten voorgelegd. De drie sollicitanten met de hoogste totaalscores zouden worden voorgedragen voor benoeming tot Wachtcommandant. De CB heeft bij brief van 5 april 2019 aan klager meegedeeld dat hij niet is geselecteerd voor benoeming tot Wachtcommandant. De CB heeft bij interne bekendmaking van 8 april 2019 meegedeeld welke personen naar aanleiding van de selectieprocedure zouden worden voorgedragen tot benoeming in de functie van Wachtcommandant.
3. Klager heeft bij brief van 16 april 2019 aan de Regering verzocht om hem in de functie van Wachtcommandant te benoemen (het verzoek). Aan het verzoek heeft klager, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat hij die functie al jaren, in ieder geval vanaf 2010, structureel waarneemt en dat de selectieprocedure van 2018 niet op een transparante en onpartijdige manier is verlopen.
Dit bezwaar is gericht tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek. Met dit bezwaar beoogt klager te bewerkstelligen dat verweerster op het verzoek beslist voordat zij overgaat tot benoeming van de geselecteerde personen tot Wachtcommandant.
4. Artikel 35, eerste lid, van de RAr bepaalt - voor zover relevant - dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken of te handelen.
Artikel 41, eerste lid bepaalt dat het bezwaarschrift tegen een weigering moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen vanaf de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
5. Uit de voornoemde wettelijke bepalingen volgt dat de weigering om te beslissen in de RAr niet als een afwijzende beslissing, noch als een goedkeurende beslissing wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beslissen is primair een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming.
6. Gelet hierop dient een (ontvankelijk) bezwaarschrift ingediend door belanghebbende tegen de weigering om te beslissen gegrond te worden verklaard waarbij het bestuursorgaan moet worden opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een beschikking af te geven. Het Gerecht zal dan ook eerst de vraag beantwoorden of het bezwaar van klager ontvankelijk is.
6.1
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken - zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 juli 2008 (RvBAz 2007/55, 56 en 57) - ontstaat, bij gebreke van een besluitvormingstermijn, een weigering om te beslissen na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van het verzoek, afhankelijk van de ingewikkeldheid van het verzoek en de bekendheid van het beschikkend orgaan met de desbetreffende materie. Dit betekent dat onder omstandigheden na verloop van vier maanden sprake kan zijn van een weigering om te beschikken.
6.2
Klager heeft het verzoek op 16 april 2019 ingediend en heeft het onderhavige bezwaar op 17 juli 2019 en dus drie maanden na het verzoek ingediend. Toch is in dit geval geen sprake van een prematuur bezwaar. Met het verzoek beoogt klager namelijk te bewerkstelligen dat verweerster op het verzoek beslist voordat zij overgaat tot benoeming van de geselecteerde personen tot Wachtcommandant. Doordat het aantal te vervullen vacatures beperkt is, kleeft een zekere mate van spoedeisendheid aan de beoordeling van het verzoek. Het zou immers voor klager zinloos zijn als de beoordeling van het verzoek door de benoeming van anderen tot Wachtcommandant zou worden voorafgegaan, omdat daarmee de mogelijkheid tot benoeming van klager in die functie zou worden uitgesloten. Doordat deze procedure ertoe strekt te voorkomen dat anderen tot Wachtcommandant worden benoemd waardoor sprake zou zijn van een onomkeerbare situatie, kan in redelijkheid niet van klager worden verwacht dat hij meer dan vier maanden zou afwachten voordat hij dit bezwaar zou instellen om een beslissing op zijn verzoek uit te lokken. Daarom zal klager worden ontvangen in zijn bezwaar.
7. Doordat vast staat dat verweerster niet heeft beslist op het verzoek van klager, is sprake van een weigering om te beslissen. Op grond van het voorgaande zal het Gerecht het bezwaar gegrond verklaren. Verweerster zal daarbij worden opgedragen om binnen de door het Gerecht redelijk geachte termijn van één maand na de datum van deze uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek. Mede gelet op hetgeen hierboven is overwogen, verstaat het Gerecht dat verweerster een inhoudelijke beslissing op het verzoek van klager zal nemen voordat zij zal overgaan tot benoemingen ter vervulling van de drie vacatures van Wachtcommandant bij de Brandweer Curaçao.
8. Het Gerecht ziet aanleiding om te bepalen dat verweerster klager een vergoeding dient te betalen voor de door hem gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf. 700,-, te weten 2 punten à NAf. 700,- (1 punt voor het indienen van het bezwaar en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), wegingsfactor 0,5 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar van klager
    gegrond;
  • verklaartde weigering van verweerster om te beslissen op het verzoek van 16 april 2019
    nietig;
  • draagtverweerster
    opom binnen één maand na de datum van deze uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek;
  • bepaaltdat verweerster ten laste van de Landskas aan klager een bedrag van NAf. 700,- dient te betalen als vergoeding voor de door hem gemaakte proceskosten.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.