ECLI:NL:OGAACMB:2019:124

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
AUA201900733
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om bevordering en waarnemingstoelage in ambtenarenzaak

In deze ambtenarenzaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar verzoek om bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) niet in te willigen. Klaagster heeft op 8 maart 2019 bezwaar gemaakt tegen de bestreden beschikking, die op 24 oktober 2018 was genomen. Het gerecht heeft de zaak op 9 september 2019 behandeld en op 2 december 2019 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat het verzoek van klaagster om gratificatie en waarnemingstoelage tardief is ingediend, omdat het verzoek op 3 mei 2013 is geregistreerd, wat in strijd is met het beleid van drie jaar terugwerkende kracht. Echter, het gerecht oordeelt ook dat de brieven van klaagster impliciet strekken tot een financiële tegemoetkoming voor de periode van waarneming, wat verweerder had moeten onderkennen. De bestreden beschikking is vernietigd voor zover het betreft het niet toekennen van een waarnemingstoelage voor de periode 2010 en later. Verweerder moet binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing nemen over de toekenning van de waarnemingstoelage voor deze periode. Klaagster heeft recht op vergoeding van proceskosten, die zijn begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

Uitspraak van 2 december 2019
Gaza nr. AUA201900733

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 24 oktober 2018 heeft verweerder aan klaagster bericht dat haar verzoek om bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9), niet voor inwilliging vatbaar is.
Tegen deze beslissing (hierna: de bestreden beschikking) heeft klaagster op 8 maart 2019 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 21 juni 2019 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2019. Partijen zijn bij hun gemachtigde verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking op 6 februari 2019 heeft ontvangen. Het tegendeel blijkt ook niet uit de stukken. Het gerecht gaat er daarom van uit dat klaagster haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij de bestreden beschikking heeft ontvangen. Klaagster is derhalve ingevolge artikel 41, derde lid van de La ontvankelijk.
De feiten
2.1
Bij landsbesluit van 25 augustus 1997 is klaagster met ingang van 1 mei 1995 bevorderd naar de rang van commies schaal 8, dienstjaar 9.
2.2
Bij landsbesluit van 30 maart 2010 is klaagster – met ingang van 1 juni 2009 – overgeplaatst naar de Dienst Publieke Scholen (DPS) onder tewerkstelling bij het Instituto Pedagogico Arubano (IPA), met behoud van haar bezoldiging (schaal 8, dienstjaar 11) en haar pensioengrondslag.
2.3
Bij brief van 11 september 2012 heeft klaagster verzocht om haar (met ingang van 1 juli 2009) naar schaal 9 te bevorderen en aansluitend naar schaal 10. Voor zover van belang is in de brief het volgende vermeld:
“In 2006 was ik toe aan een nieuwe uitdaging en heb ik gesolliciteerd op de ontstane vacature van Assistent Bibliothecaris bij de afdeling Bibliotheek van het Instituto Pedagogico Arubano (IPA) en werd ik overgeplaatst met ingang van 1 november 2006. (…)
Bij vertrek van de toenmalige Bibliothecaresse, mevrouw [naam] per 1 juli 2007, heb ik deze functie van Bibliothecaresse waargenomen, welke functie ik tot op heden nog steeds uitoefen. (…)
Voor de goede orde vermeld ik u dat in de vacature Bibliothecaresse tot op heden nimmer is voorzien.
In de waarnemingstaak van Bibliothecaresse heb ik getracht op een verantwoorde en efficiënte wijze invulling te geven aan de doelstelling van het IPA en ik heb zorg gedragen voor een optimale dienstverlening naar de studenten toe, (…)
Voor een aaneengesloten periode van 5 jaar verricht ik nu de functie van Bibliothecaresse, zonder enige compensatie te hebben genoten van een waarnemingstoelage. (…). Het lijkt mij dan ook rechtvaardig en billijk om nu een verzoek in te dienen om in aanmerking te komen voor een bevordering naar schaal 9 ingaande 1 juli 2009, te weten twee jaar nadat ik de functie in nagenoeg al haar facetten heb uitgeoefend. Tevens verzoek ik u om aansluitend een bevordering naar schaal 10 toe te kennen. (…)”
2.4
Bij brief van 24 april 2013 schrijft de algemeen directeur IPA onder anderen het volgende:
“ (…)
Nadien werd mevrouw [klaagster] overgeplaatst naar het Instituto Pedagogico Arubano (IPA) in de functie van Assistent Bibliothecaris. (…)
In juli 2007 is de toenmalige Bibliothecaresse, mevrouw [naam] bij het IPA vertrokken en is de ontstane vacature nimmer opgevuld. Mevrouw [klaagster] heeft sindsdien op zelfstandige wijze de waarneming van de functie van Bibliothecaresse op zich genomen. Hierdoor is continuïteit gegeven aan de dienstverlening en heeft betrokkene blijk gegeven over capaciteiten te beschikken, die het mogelijk hebben gemaakt op een verantwoorde en efficiënte wijze invulling te geven aan voornoemde functie.
Het functioneren van mevrouw [klaagster] wordt positief beoordeeld, waardoor ondergetekende u hierbij voorstelt om haar te bevorderen naar schaal 9, met ingang van 1 juli 2009 en vervolgens per 1 juli 2011 toekenning van een bevordering naar schaal 10. (…)
Bovendien verzoekt ondergetekende om toekenning van een halve maand salaris als gratificatie over het jaar 2007, een hele maand salaris als gratificatie over het jaar 2008 en een halve maand salaris over het jaar 2009 aan mevrouw [klaagster], als blijk van waardering voor loffelijke dienstverrichting. (…)”,
2.5
Tot de gedingstukken behoort een functie inventarisatieformulier (fif-formulier) van 23 april 2013 van klaagster. Daarop is bij de Functiebenaming/aanduiding (punt 1) van klaagster vermeld:
“Assistent Bibliothecaris’. Bij vraag 6 ‘is het volgende vermeld: ‘Sedert het vertrek van de voormalige Bibliothecaris in juli 2007 tot heden wordt de functie van Bibliothecaris door mevr. [klaagster] zelfstandig waargenomen. Bij vraag 7 is het volgende vermeld: ‘Taken van Assistent Bibliothecaris en vanaf juli 2007 belast met waarneming van de functie van Bibliothecaris”. Dit formulier is zowel door de directe chef van klaagster als door klaagster zelf ondertekend.
2.6
De functie van assistent bibliothecaris is op 14 september 2016 door het Departamento Recurso Humano (DRH) op basis van het fif-fomulier gewaardeerd op maximaal schaal 8.
2.7
Bij ministeriele beschikking van 7 april 2017 heeft de minister van Onderwijs en Gezin aan klaagster ingaande 30 oktober 2017 eervol ontslag verleend in verband met het bereiken van de maximale leeftijdsgrens.
De standpunten van partijen
3.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de functie van assistent bibliothecaresse bij de IPA een bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) niet rechtvaardigt. Klaagster is aangesteld – aldus verweerder - in de functie van assistent bibliothecaris. Deze functie is maximaal gewaardeerd op schaal 8. Het verzoek om gratificatie danwel een waarnemingstoelage voor de jaren 2007, 2008 en 2009 is volgens verweerder als gevolg van het driejarenbeleid tardief ingediend. Het verzoek (geregistreerd op 3 mei 2013) is tardief ingediend en kan daarom niet in behandeling worden genomen.
3.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en stelt zich op het standpunt dat zij sinds juli 2007 de functie van bibliothecaresse bekleedt. Klaagster heeft om die reden recht op een bevordering, dan wel een waarnemingstoelage.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering tot de rang van commies 1ste klasse in schaal 9 geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie bekleedt die een waardering op het niveau van commies 1ste klasse rechtvaardigt.
De beoordeling
4.3
Vast staat dat klaagster de rang van commies heeft en dat zij sinds haar overplaatsing, is aangesteld is in de functie van assistent bibliothecaris. Dit volgt uit de brieven van klaagster (2.3) en de Directeur van IPA (2.4) alsmede het fif-formulier.
4.4
De functie van assistent bibliothecaris bij IPA is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 8. Klaagster heeft deze schaal reeds bereikt, en komt om die reden niet in aanmerking voor een bevordering naar een hogere schaal. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat het verzoek van klaagster om naar schaal 9 (en schaal 10) te worden bevorderd, niet voor inwilliging vatbaar is. Anders dan klaagster stelt, kan de brief niet worden gelezen als een bevorderingsvoorstel naar de functie van bibliothecaresse.
4.5
Klaagster heeft voorts aangevoerd dat de brieven genoemd onder 2.3 en 2.4 op de tweede plaats een verzoek om waarnemingstoelage behelzen voor de periode dat zij de functie van bibliothecaresse heeft waargenomen. In de bestreden beschikking is daarover niets vermeld.
4.6.1
Met betrekking tot de periode 2007 tot en met 2009 heeft verweerder aangevoerd dat ingevolge het bestendige beleid, toelagen en gratificaties niet meer dan drie jaren mogen terugwerken gerekend vanaf de datum van de officiële registratie van het verzoek. Het verzoek van klaagster is op 3 mei 2013 geregistreerd waardoor de verzoeken voor een gratificatie dan wel waarnemingstoelage tardief is. Het verweer slaagt. In navolging van diverse uitspraken van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, oordeelt het gerecht dat het door verweerder gehanteerde bestendige beleid van drie jaar terugwerkende kracht bij bevorderingen en toekenning van toelagen en gratificaties, de rechterlijke toets doorstaat.
4.6.2
Met betrekking tot de periode nadien (2010 en later) oordeelt het gerecht dat de brieven impliciet strekken tot een financiële tegemoetkoming gedurende de periode van de waarneming. Dit had verweerder moeten onderkennen. In de bestreden beschikking is onduidelijk gebleven waarom klaagster niet daarvoor in aanmerking komt. Het voorgaande betekent dat de bestreden beschikking niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bezwaar van klager is gegrond zodat de bestreden beschikking op dit punt zal worden vernietigd. Aan verweerder zal een termijn worden gesteld van drie maanden na deze uitspraak, waarbinnen een nieuwe beslissing moet worden genomen.
4.7
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking, voor zover het betreft het niet toekennen van een waarnemingstoelage (periode 2010 en later);
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een beslissing neemt inzake de toekenning van een waarnemingstoelage voor voormelde periode;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 2 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.