In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 18 november 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Inspectie der invoerrechten en accijnzen, tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek. Klager had op 31 januari 2019 een verzoek ingediend om bevorderd te worden naar de rang van hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A, maar dit verzoek werd afgewezen door de Gouverneur van Aruba. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van een gunstige beoordeling en het niet voldoen aan de vereiste dienstanciënniteit, aangezien klager van 11 juni 2014 tot en met 30 november 2015 geschorst was en daardoor niet had kunnen functioneren.
Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing en voerde aan dat zijn afwezigheid grotendeels aan de verweerder te wijten was en dat hij wel degelijk voldeed aan de vereisten voor bevordering. Het gerecht oordeelde dat klager, ondanks zijn afwezigheid, positief was beoordeeld in de periode van oktober 2017 tot en met maart 2018 en dat hij aan de vereiste dienstanciënniteit voldeed. Het gerecht concludeerde dat de bestreden beslissing een motiveringsgebrek vertoonde en dat het bezwaar gegrond was. De rechter vernietigde de afwijzing en bepaalde dat de verweerder binnen drie maanden een nieuwe beslissing moest nemen, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager.