ECLI:NL:OGAACMB:2019:119

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
AUA201901119
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en geschil over ingangsdatum en geschiktheid

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Directie Onderwijs in Aruba, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit besluit, genomen op 6 maart 2019, hield in dat klaagster met ingang van 1 april 2018 zou worden bevorderd naar de rang van hoofdcommies in schaal 10. Klaagster was van mening dat zij met terugwerkende kracht naar 1 april 2016 bevorderd diende te worden, omdat zij op dat moment al voldeed aan de vereisten voor deze functie. Tijdens de zitting op 7 oktober 2019 heeft het gerecht vastgesteld dat de afwijzing van klaagsters verzoek niet voldoende gemotiveerd was. Het gerecht oordeelde dat klaagster per 1 april 2016 aan de vereiste dienstanciënniteit voldeed en dat de argumenten van verweerder niet in overeenstemming waren met de geldende regelgeving. Het bezwaar van klaagster werd gegrond verklaard, en het bestreden landsbesluit werd vernietigd. Tevens werd verweerder opgedragen om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen over de bevordering van klaagster naar schaal 10. Klaagster had ook een verzoek ingediend voor bevordering naar schaal 11, maar dit verzoek werd als niet-ontvankelijk verklaard omdat het bestuursorgaan niet binnen de redelijke termijn had beslist.

Uitspraak

Uitspraak van 18 november 2019
Gaza nr. AUA201901119

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en C.P. Wever,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 6 maart 2019 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten klaagster met ingang van 1 april 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies met vaststelling van haar bezoldiging in schaal 10, dienstjaar 7.
Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt, door indiening van een pro forma bezwaarschrift op 5 april 2019. Klaagster heeft op 6 mei 2019 de gronden waarop haar bezwaarschrift berust, ingediend.
Verweerder heeft op 2 juli 2019 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2019. Klaagster is verschenen bijgestaan door mr. C.P. Wever en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klaagster is ambtenaar, thans werkzaam bij Directie Onderwijs (DO).
1.2
Bij landsbesluit van 26 augustus 2011 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 augustus 2008 te bevorderen naar de rang van commies 1ste klasse bij het Kabinet van de Gevolmachtigde minister van Aruba in Nederland in schaal 9, dienstjaar 9.
1.3
Bij landsbesluit van 20 juli 2016 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 april 2016 over te plaatsen van het Kabinet van de Gevolmachtigde minister van Aruba in Nederland naar de DO. Klaagster heeft met ingang van 1 april 2016 haar werkzaamheden bij het DO aangevangen.
1.4
Bij brief van 12 januari 2019 verzoekt klaagster de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling om haar met ingang van 1 april 2016 te bevorderen naar schaal 10 en om haar met ingang van 1 oktober 2018 te bevorderen naar schaal 11. Klaagster schrijft onder anderen:
“(…)
Sinds 1 oktober 2018 ben ik aangewezen als [X] van de Afdeling Studiefaciliteiten. De functie van [X] bij de Afdeling Studiefaciliteiten is indicatief gewaardeerd op het niveau van schaal 11.
(…)”
1.5
Bij brief van 2 mei 2019 verzoekt de directeur DO aan de minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling om klaagster met ingang van 1 juli 2016 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10). De directeur schrijft:
“[Naam Klaagster] is per 6 juni 2016 overgeplaatst van het Kabinet van de Gevolmachtigde minister van Aruba in Nederland (Arubahuis) naar de Directie Onderwijs en is werkzaam als medewerkster bij de afdeling studiefaciliteiten- en begeleiding, ressorterend onder hoofdafdeling HOAB conform organogram 2005 van Directie Onderwijs.
Conform het rangenstelsel voor administratieve ambtenaren dient betrokkene aan de eis van tenminste twee jaar dienst in de rang van commies 1ste klasse te hebben voldaan om in aanmerking te komen voor een bevordering tot de rang Hoofdcommies (schaal 10).
(…)
Betrokkene haar werkzaamheden naar tevredenheid.
(…)”
1.6
Bij brief van 6 maart 2019 bericht verweerder klaagster dat zij met ingang van 1 april 2018 zal worden bevorderd naar de rang van hoofdcommies (schaal 10). Verweerder schrijft onder anderen:
“(…)
De werkzaamheden verbonden aan de functie van medewerker studiefaciliteiten en begeleiding (schaal 10) zijn zwaarder en van een hoger niveau ten opzichte van de functie van beleidsmedewerker (schaal 9). De dienstanciënniteit in de nieuwe functie begint vanaf datum plaatsing in deze functie zijnde 1 april 2016. U kunt na een dienstanciënniteit van twee jaar in deze functie en bij het voldoen aan de overige bevorderingseisen naar de rang van hoofcommies (schaal 10) worden bevorderd.”
1.7
Bij bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten klaagster met ingang van 1 april 2018 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies met vaststelling van haar bezoldiging in schaal 10, dienstjaar 7.
De standpunten van partijen
2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van de bevordering, zijnde 1 april 2018. Zij meent dat zij met ingang van 1 april 2016 dient te worden bevorderd naar schaal 10. Voorts is verweerder niet ingegaan op haar verzoek voor een bevordering naar schaal 11. Er is ten aanzien van dit verzoek sprake van een fictieve weigering. Voor zover het bestreden landsbesluit als een afwijzende beschikking dient te worden gezien, is deze beschikking in strijd met het motivering- en zorgvuldigheidsbeginsel nu verweerder niet heeft uitgelegd waarom zij niet in aanmerking komt voor de verzochte bevordering.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat klaagster pas op 1 april 2016 officieel in de functie van medewerker studiefaciliteiten met uitloopschaal 10 is geplaatst en dat de dienstanciënniteit daarom pas per 1 april 2016 begint te lopen. Zij komt daarom pas per 1 april 2018 in aanmerking voor een bevordering naar schaal 10. De functie van klaagster is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 10. Ten aanzien van het verzoek van klager om naar schaal 11 te worden bevorderd stelt verweerder zich op het standpunt dat er nog geen sprake is van een fictieve weigering. Het verzoek is namelijk op 12 januari 2019 ingediend.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering, aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Volgens de tabel voor administratieve ambtenaren gelden voor een bevordering naar hoofdcommies de volgende vereisten:
E. hoofdcommies (schaal 10)
a. als onder D;
b. bevordering op grond van de door de betrokkene beklede functie, welke een waardering op het niveau van commies 1ste klasse rechtvaardigt en voorts met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van commies 1ste klasse moet hebben volbracht;
c. vacature.
3.3
Ingevolge artikel 41, lid 1 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
In lid 2 van dit artikel wordt een orgaan geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen vanaf de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
De beoordeling
4.1
Het gerecht ziet zich ten eerste voor de vraag gesteld of verweerder op goede gronden heeft besloten de bevordering in te laten gaan op 1 april 2018.
4.2
Tussen partijen is in geschil per welke datum klaagster voldoet aan het bepaalde in artikel 4, tweede lid en onder E hoofdcommissie, sub b van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986. Met klaagster is het gerecht van oordeel dat klaagster per 1 april 2016 aan de vereiste dienstanciënniteit voldoet. Daartoe overweegt het gerecht dat klaagster per 1 augustus 2008 in de rang van commies 1ste klasse is benoemd. Klaagster heeft derhalve meer dan twee jaar in deze rang volbracht. Nu klaagster met ingang van 1 april 2016 een functie bekleedt welke een waardering op het niveau van hoofdcommies rechtvaardigt, voldoet zij per 1 april 2016 aan voornoemde bevorderingseis. Het betoog van verweerder dat klaagster om voor bevordering in aanmerking te komen tenminste twee jaar in de rang van hoofdcommies moet hebben volbracht, is niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, tweede lid en onder E hoofdcommies, sub b van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986.
4.3
Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het verzoek is afgewezen omdat klaagster op 1 april 2016 (nog) niet geschikt en bekwaam was bevonden voor de nieuwe functie. Met klaagster is het gerecht van oordeel dat deze nieuwe afwijzingsgrond niet is gemotiveerd.
5. Gelet op het voorgaande is het bezwaar gegrond. Het bestreden landsbesluit moet worden vernietigd.
6.1
Klaagster betoogt voorts dat er sprake is van een fictief afwijzende beslissing op haar verzoek om bevorderd te worden naar schaal 11. Het gerecht overweegt als volgt.
6.2
Vast staat dat klaagster op 12 januari 2019 een verzoek heeft ingediend om bevorderd te worden naar schaal 11. Volgens vaste jurisprudentie wordt de redelijke termijn van artikel 41, tweede lid, van de La geacht te zijn verstreken, indien het bestuursorgaan niet binnen één jaar nadat een schriftelijk verzoek is ingediend, op dat verzoek heeft beslist. De rechtszekerheid brengt met zich mee dat in het belang van een goede procesorde in beginsel niet wordt afgeweken van deze hoofdregel. Klaagster heeft haar bezwaarschrift reeds drie maanden na haar verzoek ingediend en heeft de redelijke termijn niet afgewacht. Zij is dan ook niet-ontvankelijk in haar bezwaar, betreffende het verzoek om bevorderd te worden naar schaal 11.
7. Verweerder dient op na te noemen wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden landsbesluit van 6 maart 2019, voor zover het de ingangsdatum van de bevordering betreft;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuw landsbesluit neemt inzake de bevordering van klaagster naar schaal 10;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.
- verklaart het bezwaar voor het overige niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.