ECLI:NL:OGAACMB:2019:113

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
AUA201803139
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar in de functie van hoofdverpleegkundige en functiewaardering

In deze ambtenarenzaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevorderd te worden naar hogere schalen. Klaagster is sinds 1 november 2000 werkzaam als ambtenaar in de rang van hoofverpleegkundige bij de Dienst Besmettelijke Ziekten (DBZ). In 2009 is zij bevorderd naar schaal 9, maar haar verzoek om bevorderingen naar schaal 10 en 11 is door verweerder afgewezen. Klaagster heeft bezwaar gemaakt, maar het gerecht heeft geoordeeld dat verweerder zijn beslissing in redelijkheid op de functiewaardering mocht baseren. De functie van klaagster is maximaal gewaardeerd op schaal 9, en zij heeft dit niveau al bereikt. De rechter heeft vastgesteld dat de functiewaardering correct is uitgevoerd en dat klaagster geen recht heeft op verdere bevordering. De uitspraak is gedaan op 11 november 2019, waarbij het bezwaar van klaagster ongegrond is verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 11 november 2019
GAZA nr. AUA201803139

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 augustus 2018 heeft verweerder het verzoek van klaagster om met ingang van 1 oktober 2009 bevorderd te worden naar de rang van hoofdcommies in schaal 10 en met ingang van 1 oktober 2011 naar de rang van hoofdcommissie eerste klasse in schaal 11, afgewezen.
Op 5 oktober 2018 heeft klaagster daartegen bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2019, alwaar zijn verschenen klaagster bij haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de gedingstukken is gebleken dat klaagster de bestreden beschikking op 10 september 2018 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar wel is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster is met ingang van 1 november 2000 aangesteld als ambtenaar in de rang van hoofverpleegkundige bij de Dienst Besmettelijke Ziekten (DBZ).
2.2
Bij Landsbesluit van 16 juli 2009 is zij met ingang van 1 november 2004 uit de rang van hoofdverpleegkundige (schaal 8) ontheven en benoemd c.q. bevorderd naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) bij de DBZ.
2.3
Bij brief van 27 september 2012 heeft klaagster verzocht om bevorderingen, met ingang van 1 oktober 2009 naar schaal 10 en met ingang van 1 oktober 2011 naar schaal 11.
2.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het bevorderingsverzoek afgewezen.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat de functie van verpleegkundige bij DBZ maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 9 en dat klaagster met ingang van 1 november 2004 de maximale waardering van de functie heeft bereikt.
3.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij sinds 4 november 2004 een administratieve rang en administratieve functie heeft, en dat zij nog niet de maximale waardering van haar functie heeft bereikt. De functiewaardering deugt niet. Er zijn fouten gemaakt bij de waardering en zij droeg geen kennis van de waardering van haar functie, aldus klaagster. Volgens klaagster heeft haar functie een zwaardere inhoud en meer verantwoordelijkheden, die ten onrechte niet meegewogen zijn bij de functiewaardering. Bovendien betreft de waardering een functie op Mbo-niveau, terwijl zij een Hbo-opleiding heeft genoten.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering, aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Om bevorderd te worden tot de rang van hoofdcommies in schaal 10 wordt onder meer vereist dat de functie van de betrokkene een waardering op het niveau van hoofdcommies rechtvaardigt en dat hij reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van commies 1ste klasse moet hebben volbracht.
Om bevorderd te worden tot de rang van hoofdcommissie 1ste in schaal 11 wordt onder meer vereist dat de functie van de betrokkene een waardering op het niveau van hoofdcommies 1ste klasse rechtvaardigt en dat hij reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van hoofdcommies klasse moet hebben volbracht.
De beoordeling
5.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om het bevorderingsverzoek van klaagster af te wijzen.
5.2
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken moeten functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op één lijn worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de La, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
5.4
Bij de beoordeling van de bestreden beschikking om klaagster niet hoger in te schalen, zal de ambtenarenrechter in het licht van het vorenstaande derhalve slechts beoordelen of verweerder die beslissing in redelijkheid heeft kunnen baseren op de functiewaardering, door verweerder overgelegd als productie 10.
5.5
De ambtenarenrechter constateert dat de functie van klaagster is gewaardeerd aan de hand van een door haar, haar directe chef en het Hoofd van dienst ondertekende functie-inventarisatieformulier (fif) van 29 juli 2015. In het fif worden alle werkzaamheden van de betrokken ambtenaar opgenomen/vermeld en het wordt door de betrokken ambtenaar goedgekeurd. Aangenomen moet dan ook worden dat het fif een correcte weergave is van de door die ambtenaar daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden. Dit geldt in dit geval te meer nu is gebleken dat klaagster dit fif zelf heeft opgemaakt. Verder is uit de stukken noch het verhandelde ter zitting het tegendeel gebleken.
Uit het fif blijkt dat de werkzaamheden van klaagster voornamelijk bestonden uit verpleegkundige taken, en het waarnemen van de functie van chef van de afdeling. De (enkele) waarneming van een chef-functie biedt echter – anders dan klaagster kennelijk meent – geen grondslag voor een bevordering in de eigen functie. Overigens is niet van andere feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de waardering van klaagsters functie dient te worden aangepast.
5.6
Gelet op het vorenstaande is de ambtenarenrechter van oordeel dat verweerder zijn beslissing in redelijkheid op de functiewaardering mocht baseren. Nu de functie die klaagster bekleedt op maximaal het niveau van schaal 9 is gewaardeerd en klaagster dit niveau reeds heeft bereikt, kan zij niet verder worden bevorderd. Het bezwaar van klaagster dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 11 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.