ECLI:NL:OGAACMB:2019:111

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201900947
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen niet-beslissing op bevorderingsverzoek van ambtenaar

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de brief van verweerder van 6 februari 2019, waarin niet op haar verzoek om bevordering werd beslist. Klaagster had op 28 maart 2018 verzocht om bevorderingen naar verschillende rangen met terugwerkende kracht. Verweerder heeft in zijn brief enkel aangegeven dat klaagster in aanmerking komt voor bepaalde bevorderingen, maar heeft geen definitieve beslissing genomen. De rechter oordeelt dat de brief van verweerder niet gericht is op enig rechtsgevolg en dus geen beschikking in de zin van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak bevat. Hierdoor is het bezwaar van klaagster niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op 28 oktober 2019 door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken. De termijn voor het indienen van hoger beroep is dertig dagen na de uitspraak of na toezending van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 28 oktober 2019
GAZA nr. AUA201900947

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 28 maart 2018 heeft klaagster verweerder verzocht om haar met ingang van 1 juli 2009, 1 juli 2011, 1 juli 2013, 1 juli 2015 en 1 juli 2017 naar de rangen van adjunct-commies (schaal 6), adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7), commies (schaal 8), commies 1ste klasse (schaal 9) en hoofdcommies (schaal 10) te bevorderen.
Bij brief van 6 februari 2019 heeft verweerder klaagster onder meer bericht dat klaagster functie van bijstand consulent (intake) maximaal op het niveau van schaal 8 is gewaardeerd, dat klaagster in aanmerking kan komen om met ingang van 1 april 2015 en 1 april 2017 naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) en de rang van commies (schaal 8) te worden bevorderd, en dat klaagster het landsbesluit ter vastlegging van de bevorderingen binnenkort zal ontvangen.
Daartegen heeft klaagster op 25 maart 2019 bij het gerecht bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 4 september 2019 een contramemorie/pleitaantekeningen ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 september 2019, alwaar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder, bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Bij landsbesluit van 6 februari 2019 heeft verweerder, beslissend op het verzoek van klaagster van 28 maart 2018, onder meer klaagster met ingang van 1 april 2015 bevorderd naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 7) en met ingang van 1 april 2017 naar de rang van commies (schaal 8, dienstjaar 5).
2. Bij voormelde brief van 6 februari 2019 heeft verweerder niet besloten op het verzoek om bevordering van klaagster van 28 maart 2018. Verweerder heeft daarbij slechts te kennen gegeven dat en in hoeverre klaagster voor bevordering in aanmerking komt. Verweerder heeft daarbij tevens te kennen gegeven dat klaagster het landsbesluit, waarin verweerders beslissing op het bevorderingsverzoek van klaagster is vervat, op korte termijn zal ontvangen. Bij voormeld landsbesluit van 6 februari 2019 heeft verweerder op het verzoek van klaagster van 28 maart 2018 diens rechtspositie als ambtenaar voor de periode met ingang van 1 april 2015 nader vastgesteld. Nu klaagster heeft verzocht om bevordering met ingang van 1 juli 2009, 1 juli 2011, 1 juli 2013, 1 juli 2015 en 1 juli 2017 naar de rangen van adjunct-commies, adjunct-commies 1ste klasse, commies, commies 1ste klasse en hoofdcommies en zij bij het landsbesluit met ingang van 1 april 2015 bevorderd is naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse en met ingang van 1 april 2017 naar de rang van commies, is dat landsbesluit mede op te vatten als de gedeeltelijke afwijzing van het bevorderingsverzoek. Klaagster kon tegen dat landsbesluit in zijn volle omvang opkomen, derhalve ook tegen voormelde gedeeltelijke afwijzing. Dat heeft zij overigens gedaan, door daartegen op 25 maart 2019 een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, dat is geregistreerd onder zaaknummer AUA201900945.
Gelet op het voorgaande, is de brief van verweerder van 6 februari 2019 niet gericht op enig rechtsgevolg, zodat daarin geen beschikking in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak is vervat, waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend.
3. Het bezwaar zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 28 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.