ECLI:NL:OGAACMB:2019:11

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
AUA201800739
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van plichtsverzuim en sanctie in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die haar was opgelegd. De zaak betreft een beschuldiging van ernstig plichtsverzuim, waarbij klaagster werd verweten dat zij niet fysiek aanwezig was bij het openen van containers, terwijl zij verantwoordelijk was voor toezicht en controle. De disciplinaire straf bestond uit terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor een jaar, opgelegd bij landsbesluit van 6 februari 2018. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze straf, stellende dat zij in overeenstemming met de regels heeft gehandeld en dat de opgelegde sanctie te zwaar was.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend en dat zij ontvankelijk was in haar bezwaar. Bij de beoordeling van de beschuldigingen heeft het gerecht gekeken naar de ernst van het plichtsverzuim en de omstandigheden waaronder klaagster handelde. Het gerecht oordeelde dat de verweten gedragingen niet voldoende waren onderbouwd door verweerder en dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot het gepleegde plichtsverzuim. Het gerecht heeft daarom het bestreden landsbesluit vernietigd voor zover het de disciplinaire straf van terugzetting in rang betrof en heeft in plaats daarvan een schriftelijke berisping opgelegd. De uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan ambtenaren worden gesteld op het gebied van integriteit en verantwoordelijkheid.

Uitspraak

Uitspraak van 11 maart 2019
AUA201800739

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 6 februari 2018 no. 17 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klaagster met ingang van de dag na de dagtekening van dit landsbesluit, met toepassing van artikel 83, eerste lid 1, aanhef en onder g, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), de disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor het bedrag van de laatste periodieke verhoging voor de duur van één jaar opgelegd.
Op 16 maart 2018 heeft klaagster tegen dit landsbesluit (pro-forma) bezwaar gemaakt bij het gerecht. Op 5 april 2018 heeft klaagster de gronden van haar bezwaar bij het gerecht ingediend.
Verweerder heeft op 11 oktober 2018 stukken ingediend.
De zaak is op 12 november 2018 ter zitting behandeld, alwaar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1. Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet binnen de in artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalde termijn van dertig dagen nadat het bestreden landsbesluit is genomen, is ingediend. Klaagster heeft echter onbestreden aangevoerd het bestreden landsbesluit pas op 16 februari 2018 te hebben ontvangen. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat klaagster haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen, zoals bedoeld in artikel 41, derde lid, van de La. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
Standpunt van partijen
2. Verweerder heeft aan de disciplinaire straf ten grondslag gelegd dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, dat klaagster in hoge mate tekort is geschoten in haar verantwoordelijkheid en verplichtingen in haar functie, dat de gedragingen en nalatigheden ernstig zijn en aangemerkt worden als een hoge mate van onachtzaamheid en onverantwoordelijkheid en dat er ernstige twijfels zijn gerezen ten aanzien van de integriteit van klaagster. De aan klaagster verweten gedragingen komen erop neer dat zij niet fysiek aanwezig was bij het openen van containers terwijl zij 100% toezicht en controle moest uitoefenen, dat zij voor de vrijmaking van de container geen toestemming van de teamleider had, dat zij geen kosten van dienstverlening in rekening heeft gebracht, dat zij geen deugdelijke en volledige controle heeft uitgevoerd en dat zij de bijbehorende documenten niet heeft geraadpleegd.
3. Klaagster kan zich niet verenigen met de disciplinaire straf, ontkent de beschuldigingen en betwist dat haar handelen ernstig plichtsverzuim oplevert. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij in overeenstemming met de regels heeft gehandeld. In dat verband voert klaagster – kort samengevat – onder meer aan dat zij aanwezig is geweest tot het moment dat de container half was leeggehaald. Toen is zij in de container geweest en heeft zij geen onregelmatigheden geconstateerd. Hierna is zij naar kantoor teruggegaan.
Het wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder g, van de Lma kan de disciplinaire straf van terugzetting in rang, al of niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van de bezoldiging worden toegepast.
De feiten
5. Bij de beoordeling van de vraag of klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
5.1
Klaagster is werkzaam bij Departamento di Aduana (Douane) in de rang van hoofdkommies der Invoerrechten en Accijnzen 1ste klasse.
5.2
Op 19 augustus 2016 was klaagster betrokken bij het vrijmaken van een container van Easy Cargo.
5.3
Naar aanleiding van het proces-verbaal van de hoofdverificateur der Invoerrechten en Accijnzen van 25 augustus 2016 is er een onderzoek verricht naar vermoedelijke onrechtmatige handelingen van klaagster. Naar aanleiding hiervan is een gesprek gevoerd met klaagster. Volgens het rapport van de wnd. chef sectie stad van de Douane van 28 september 2016 heeft klaagster tijdens dit gesprek gezegd dat zij, zonder toestemming van de teamleider, verschillende beslissingen heeft genomen gedurende de uitvoering van bepaalde werkzaamheden.
5.4
Klaagster is hierna in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden ter zake van de haar verweten gedragingen. Klaagster heeft zich bij ongedateerde brief, ingediend op 6 maart 2017, verantwoord.
5.5
Bij bestreden landsbesluit is aan klaagster de disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor de duur van één jaar opgelegd.
Het oordeel van het gerecht
6. Niet is in geschil dat voor de door Easy Cargo aangegeven containers vanaf 28 augustus 2014 code ‘rood’ geldt. Bij de containers met een selectiekleur rood moet de douaneambtenaar de gehele tijd aanwezig zijn bij het ontzegelen, openmaken, legen en afsluiten van de container.
7. Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt.
7.1
Ter zitting is gebleken dat niet (langer) in geschil is dat klaagster, zonder toestemming van de teamleider, toestemming heeft gegeven om de container van Easy Cargo open te maken en dat zij slechts is gebleven totdat de container half leeggehaald was. Het gerecht merkt op dat het uitladen van een container zonder fysieke aanwezigheid van een douaneambtenaar, de controle-effectiviteit van de fysieke controle ernstig ondergraaft.
7.2
Klaagster wordt voorts verweten dat zij geen kosten van dienstverlening in rekening heeft gebracht en dat zij geen deugdelijke en volledige controle heeft uitgevoerd omdat zij de bijbehorende douanedocumenten niet (eerst) heeft geraadpleegd en gecontroleerd. Deze verweten gedragingen, die gemotiveerd door klaagster zijn betwist, heeft verweerder op geen enkele wijze onderbouwd. Verweerder heeft het gerecht niet overtuigd dat klaagster zich aan deze gedragingen daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt. De overige verweten gedragingen zijn derhalve niet komen vast te staan.
7.3
Het gerecht is van oordeel dat de vastgestelde verweten gedraging de kern van het werk van de Douane raakt. Aan een douaneambtenaar mogen hoge eisen worden gesteld ten aanzien van integriteit en betrouwbaarheid. Gelet hierop heeft verweerder terecht aan klaagster kunnen tegenwerpen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
8. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de opgelegde disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor het bedrag van de laatste periodieke verhoging voor de duur van één jaar opgelegd evenredig is.
8.1
Uit de stukken en het besprokene ter zitting is gebleken dat op 15 augustus 2016 aan klaagster is gevraagd om de functie van klantcoördinator te vervullen. De volgende dag waren er te weinig vrijmakingsambtenaren beschikbaar, waardoor klaagster zelf tussen de middag in haar lunchpauze heeft geholpen bij het openen van de container. Hierna moest klaagster terug naar kantoor om haar reguliere werkzaamheden te hervatten.
8.2
Het gerecht is dan ook van oordeel dat verweerder niet voorbij kon gaan aan het feit dat klaagster zich heeft ingespannen om het werk draaiende te houden door zelf in haar lunchpauze haar taak als vrijwaringsambtenaar te vervullen, terwijl zij voor die dagen aangewezen was als klantcoördinator. Naar het oordeel van het gerecht is de ernst van het plichtsverzuim dan ook niet zodanig dat dit het opleggen van de gekozen straf rechtvaardigt. De opgelegde sanctie van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder g, van de Lma is gelet op de vastgestelde verweten gedraging te zwaar en kan daarom niet in stand blijven. Het bezwaar van klaagster is derhalve gegrond. De bestreden beschikking zal worden vernietigd, voor zover daarin aan klaagster de disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor het bedrag van de laatste periodieke verhoging voor de duur van één jaar is opgelegd.
9. Gelet op het vorenstaande acht het gerecht de navolgende sanctie wel in overeenstemming met het gepleegde plichtsverzuim. Met toepassing van artikel 85, van de La wijzigt het gerecht het bestreden landsbesluit in dier voege dat aan klaagster de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping, zoals bepaald in artikel 83, eerste lid, aanhef en onder a, van de Lma wordt opgelegd.
10. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het landsbesluit van 6 februari 2018, no. 17, voor zover daarin aan klaagster de disciplinaire straf van terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor het bedrag van de laatste periodieke verhoging voor de duur van één jaar is opgelegd;
- bepaalt dat het bestreden landsbesluit in dier voege wordt gewijzigd dat het bepaalde onder “HEEFT BESLOTEN:” komt te luiden
: “mevrouw [klaagster] (3308150), om redenen in de considerans vermeld, de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping op te leggen”;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 700.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 11 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.