In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die haar was opgelegd. De zaak betreft een beschuldiging van ernstig plichtsverzuim, waarbij klaagster werd verweten dat zij niet fysiek aanwezig was bij het openen van containers, terwijl zij verantwoordelijk was voor toezicht en controle. De disciplinaire straf bestond uit terugzetting in rang met vermindering van de bezoldiging voor een jaar, opgelegd bij landsbesluit van 6 februari 2018. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze straf, stellende dat zij in overeenstemming met de regels heeft gehandeld en dat de opgelegde sanctie te zwaar was.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend en dat zij ontvankelijk was in haar bezwaar. Bij de beoordeling van de beschuldigingen heeft het gerecht gekeken naar de ernst van het plichtsverzuim en de omstandigheden waaronder klaagster handelde. Het gerecht oordeelde dat de verweten gedragingen niet voldoende waren onderbouwd door verweerder en dat de opgelegde straf niet in verhouding stond tot het gepleegde plichtsverzuim. Het gerecht heeft daarom het bestreden landsbesluit vernietigd voor zover het de disciplinaire straf van terugzetting in rang betrof en heeft in plaats daarvan een schriftelijke berisping opgelegd. De uitspraak benadrukt de hoge eisen die aan ambtenaren worden gesteld op het gebied van integriteit en verantwoordelijkheid.