In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een disciplinaire procedure tegen een ambtenaar, klager, die beschuldigd werd van ernstig plichtsverzuim. De Gouverneur van Aruba had klager in kennis gesteld van zijn voornemen tot het opleggen van disciplinaire straf, namelijk ontslag, naar aanleiding van incidenten waarbij klager zich ongepast gedroeg en fysiek geweld gebruikte tegen een collega. Klager maakte bezwaar tegen deze kennisgeving en voerde aan dat de bestreden beschikking in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, omdat zijn verantwoording niet was meegenomen in de besluitvorming.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, onder andere door een collega te slaan en te bedreigen. Het gerecht overwoog dat de gedragingen van klager terecht als plichtsverzuim zijn gekwalificeerd en dat dit plichtsverzuim aan klager kan worden toegerekend. Echter, het gerecht oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf van ontslag niet evenredig was in verhouding tot de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Gezien de lange duur van klagers dienstbetrekking en het feit dat hij niet eerder disciplinair gestraft was, vond het gerecht dat een minder verstrekkende straf, zoals een voorwaardelijk ontslag, meer op zijn plaats zou zijn.
De uitspraak leidde tot de beslissing dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, maar dat de disciplinaire straf van ontslag niet ten uitvoer zou worden gelegd, mits klager zich gedurende twee jaar niet schuldig maakte aan soortgelijk plichtsverzuim. De uitspraak biedt inzicht in de afwegingen die het gerecht maakt bij disciplinaire procedures en de vereisten voor het opleggen van straffen aan ambtenaren.