In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 14 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen klager, de Gouverneur van Aruba, en verweerder over de toekenning van een gratificatie wegens loffelijke dienstverrichting. Klager, werkzaam als senior beleidsjurist bij de Directie Wetgeving en Juridische Zaken, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van verweerder om hem een gratificatie van Afl. 1.000,- toe te kennen, in plaats van een bedrag gelijk aan een maandsalaris. Klager stelde dat de hoogte van de gratificatie willekeurig en onzorgvuldig was vastgesteld en dat er geen beleid bestond dat de hoogte van de gratificatie kon beperken.
Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn was ingediend. Klager had aangetoond dat hij het bestreden besluit tijdig had ontvangen. Het gerecht stelde vast dat er geen recht op een gratificatie bestaat en dat de bevoegdheid van verweerder om een gratificatie toe te kennen discretionair is. De rechterlijke toetsing van dergelijke besluiten dient terughoudend te zijn.
Het gerecht concludeerde dat de gratificatie van Afl. 1.000,- niet onredelijk was en dat klager niet had aangetoond dat de hoogte van de gratificatie in strijd was met enige rechtsregel. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond was, en klager werd in zijn verzoek om een hogere gratificatie niet in het gelijk gesteld. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.