ECLI:NL:OGAACMB:2019:105

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201900544
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevordering ambtenaar in Aruba

In deze zaak heeft klager, werkzaam bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11). De afwijzing vond plaats op 9 oktober 2018, waarna klager op 20 februari 2019 bezwaar indiende. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 19 augustus 2019, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.A. Hernandis, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen.

De rechter overwoog dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel alleen kan slagen als gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld. Klager stelde dat twee collega’s, die ook de functie van vaktechnisch medewerker bekleedden, wel bevorderd waren naar schaal 11. De rechter oordeelde echter dat deze collega’s niet dezelfde functie vervulden als klager, waardoor er geen sprake was van gelijke gevallen. Bovendien bleek uit het bevorderingsbeleid dat er tussen een diensthoofd en zijn naaste medewerker minstens één schaal verschil moet zijn, wat in dit geval niet in strijd was met het beleid.

De rechter concludeerde dat klager niet voldeed aan de voorwaarden voor bevordering naar schaal 11, zoals vastgelegd in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 30 september 2019 door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 30 september 2019
Gaza nr. AUA201900544

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij schrijven van 9 oktober 2018 heeft verweerder afwijzend beslist op klagers verzoek van 19 februari 2018 om te worden bevorderd naar de rang van hoofdkommies 1ste klasse (schaal 11).
Tegen deze beschikking heeft klager op 20 februari 2019 bij het gerecht bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 9 augustus 2019 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2019. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Uit de gedingstukken blijkt dat hij de beschikking op 23 januari 2019 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV).
2.2
Bij landsbesluit van 30 oktober 2015 heeft verweerder besloten klager per 1 juli 2011 te bevorderen in de functie van vaktechnisch medewerker DLV in de rang hoofdcommies (schaal 10).
2.3
Bij brief van 19 februari 2018 heeft klager verzocht om hem te bevorderen naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11).
2.4
Bij schrijven van 9 oktober 2018 heeft verweerder afwijzend beslist op dit verzoek.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: LMA) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering tot de rang van hoofdkommies 1ste klasse (schaal 11) geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dit niveau rechtvaardigt.
De standpunten van partijen
4.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager de functie van vaktechnisch medewerker bekleedt welke maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 10.
4.2
Klager stelt zich op het standpunt dat twee ander collega’s, die ook de functie van vaktechnisch medewerker bekleedden wel zijn bevorderd naar schaal 11. Voorts stelt klager dat hij onder de functie Hypotheekbewaarder ressorteert, welke functie maximaal is gewaardeerd op schaal 12. Het bevorderingsbeleid bepaalt dat er tussen het diensthoofd/de chef en de naaste medewerker één schaalverschil dient te bestaan. Gelet hierop heeft klager recht op schaal 11, aldus klager.
De beoordeling
5.1
Vast staat dat klager de functie van vaktechnisch medewerker vervult, welke functie maximaal gewaardeerd is op schaal 10 (zie 2.2).
5.2
Voorop gesteld dient te worden dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen, ongelijk zijn behandeld. Het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, nu geen sprake is van gelijke gevallen, reeds omdat de door klager genoemde collega’s niet dezelfde functie vervullen als hij. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij navraag is gebleken dat beide collega’s waarnaar klager verwijst, in de functie van hypotheekbewaarder zijn (of waren) benoemd.
5.3
Het standpunt van klager dat er één schaal verschil dient te bestaan tussen hem en zijn directe chef vindt geen steun in het bevorderingsbeleid. Dit beleid bepaalt dat er tussen een diensthoofd en zijn naaste medewerker
minstenséén schaal verschil dient te bestaan. Van inconsistentie in het gevoerde beleid is dan ook geen sprake.
5.4
Gelet op het bepaalde in artikel 4 van het BRA (zie 3.2) komt klager niet in aanmerking voor een bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11). Verweerder heeft de gevraagde bevordering terecht geweigerd.
6. Het bezwaar dient ongegrond te worden verklaard. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).