In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van haar schaarstetoelage van 15% zoals vermeld op haar salarisstrook van oktober 2018. Klaagster is in tijdelijke dienst benoemd bij de Directie der Belastingen en heeft eerder een schaarstetoelage ontvangen die in de loop der jaren is verhoogd. Echter, in februari 2018 is haar schaarstetoelage verlaagd naar 15% vanwege onvoldoende functioneren. Klaagster heeft op 21 november 2018 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar verweerder heeft nog niet beslist op haar verzoek om de schaarstetoelage te verhogen naar 20%. De zaak is behandeld op een zitting op 27 mei 2019, waar klaagster in persoon verscheen en verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de uitbetaling van de schaarstetoelage een duuraanspraak betreft. Bij de beoordeling van duuraanspraken dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het verleden en de toekomst. Voor het verleden moet de ambtenarenrechter zich beperken tot de vraag of er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om de oorspronkelijke beschikking te herzien. Voor de toekomst moet een minder terughoudende toets worden gehanteerd. Het gerecht oordeelt dat verweerder terecht de hoogte van de reeds uitbetaalde schaarstetoelage handhaaft, omdat klaagster geen nieuwe feiten heeft aangedragen.
De rechter heeft geoordeeld dat het bezwaar van klaagster ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken op 30 september 2019. Klaagster en verweerder hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.