In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 16 september 2019 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, die werkzaam is als bewakingsmedewerker bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA). Klager had verzocht om bevordering naar de functie van beveiligingsmedewerker (schaal 6), maar zijn verzoek werd afgewezen door de Gouverneur van Aruba. Klager stelde dat hij recht had op bevordering, omdat hij gedurende zijn werkzaamheden bij het visibility team van de politie een vuurwapen had gedragen en dat hij niet op de hoogte was van de maximale waardering van zijn functie, die op schaal 5 is vastgesteld.
Het gerecht overwoog dat de afwijzing van het verzoek door verweerder in redelijkheid was, aangezien klager de maximale waardering van zijn functie al had bereikt. Klager had zijn bezwaarschrift na de wettelijke termijn ingediend, maar het gerecht oordeelde dat hij ontvankelijk was omdat hij kon aantonen dat hij de bestreden beschikking pas na de termijn had ontvangen. Klager beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, maar het gerecht oordeelde dat deze beroepsgrond tardief was en niet voldoende onderbouwd. De door klager aangedragen gronden werden als onvoldoende feitelijk onderbouwd beschouwd, waardoor het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de verweerder bij het bevorderen van ambtenaren en de noodzaak voor klager om zijn argumenten tijdig en onderbouwd aan te voeren. Het gerecht concludeerde dat er geen gronden waren om de afwijzing van het verzoek te herzien en verklaarde het bezwaar van klager ongegrond.