In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten op 19 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen klager, een voormalige minister, en de Gouverneur van Sint Maarten en de Minister van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur. Klager was benoemd tot Diensthoofd Vergunningen en werd later minister van VROMI. Na zijn ontslag als minister stelde klager dat hij recht had op terugkeer naar zijn functie als Diensthoofd Vergunningen, maar verweerder stelde dat er geen formeel besluit was genomen tot zijn herbenoeming en dat hij automatisch was ontheven van zijn functie toen hij minister werd.
Het Gerecht overwoog dat er geen besluit was genomen tot non-activiteitstelling van klager toen hij minister werd, en dat er ook geen besluit was genomen tot herstel in activiteit na zijn ministerschap. Klager had weliswaar werkzaamheden verricht als Diensthoofd Vergunningen, maar verweerder kon zich niet beroepen op het ontbreken van een formeel besluit tot herstel in activiteit. Het Gerecht oordeelde dat het bestreden besluit niet kon worden gedragen door de motivering die verweerder had gegeven en verklaarde het bezwaar van klager gegrond.
De uitspraak leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit en de veroordeling van het Land Sint Maarten tot vergoeding van proceskosten aan klager. Het Gerecht benadrukte dat de rechtspositie van ambtenaren na beëindiging van een ministerschap zorgvuldig moet worden beoordeeld, vooral in het licht van de relevante wetgeving en de feitelijke omstandigheden.