ECLI:NL:OGAACMB:2018:72

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
GAZ Cur201801787
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag en opzeggingstermijn in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar in tijdelijke dienst, bezwaar aangetekend tegen het Landsbesluit van de Regering van Curaçao, waarin haar tijdelijke dienstverband per 30 april 2018 werd opgezegd en haar eervol ontslag werd verleend per 31 juli 2018. Klaagster heeft op 7 juni 2018 bezwaar ingediend en verzocht om een voorziening bij voorraad. Tijdens de zitting op 30 juli 2018 heeft klaagster haar verzoek om voorziening ingetrokken. Klaagster was sinds 1 oktober 2014 in tijdelijke dienst als docent en ontving op 23 april 2018 een opzeggingsbrief, waarin haar werd meegedeeld dat haar aanstelling per 31 juli 2018 zou eindigen. Klaagster betwistte de geldigheid van het bestreden besluit, omdat verweerster volgens haar de opzeggingstermijn van drie maanden, zoals vastgelegd in artikel 99 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA), niet in acht had genomen.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken oordeelde dat de opzeggingstermijn van drie maanden wel degelijk in acht was genomen, omdat klaagster de opzeggingsbrief ruim drie maanden voor de einddatum had ontvangen. De rechter concludeerde dat er geen voorwaarden verbonden zijn aan de opzegging van de tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd, waardoor verweerster zonder zwaarwegende redenen tot opzegging kon overgaan. De stelling van klaagster dat verweerster haar aanstelling had moeten verlengen vanwege goed functioneren werd verworpen. Het Gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling ten laste van verweerster uitgesproken.

Uitspraak

Ambtenarenzaken over 2018

uitspraakdatum: 13 september 2018
zaaknummer: GAZ Cur201801787
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
Uitspraak
in de zaak van:
[klaagster],
wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam, advocaat,
tegen:
de Regering van Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. J.G. Ricardo, werkzaam bij verweerster.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij bezwaarschrift dat op 7 juni 2018 ter griffie van het Gerecht is ingediend heeft klaagster bezwaar ingesteld tegen het Landsbesluit van verweerster van 12 maart 2018 (het bestreden besluit), waarin is bepaald dat verweerster het tijdelijke dienstverband met klaagster per 30 april 2018 opzegt en haar met ingang van 31 juli 2018 eervol ontslag verleent. Klaagster heeft ook een verzoek om voorziening bij voorraad ingediend bij het Gerecht.
1.2.
Het Gerecht heeft het bezwaar ter zitting van 30 juli 2018 behandeld. Klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Namens verweerster zijn de gemachtigde voornoemd en C. de Witt-Hamer (jurist bij het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport) verschenen. Ter zitting heeft klaagster het verzoek om voorziening bij voorraad ingetrokken.

2.Beoordeling

2.1.
Klaagster is met ingang van 1 oktober 2014 aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst voor onbepaalde tijd in de functie van docent. Voor het einde van ieder schooljaar deelde verweerster aan klaagster mee of de aanstelling ook voor het daarna volgend schooljaar zou worden verlengd. Bij brief van 23 april 2018, die klaagster op 26 april 2018 heeft ontvangen, (de opzeggingsbrief) heeft het wnd. diensthoofd van Dienst Openbare Scholen (DOS) aan klaagster meegedeeld dat haar tijdelijke aanstelling per 31 juli 2018 eindigt. Op 11 mei 2018 heeft klaagster het bestreden besluit ontvangen.
2.2.
Het bezwaar van klaagster komt erop neer dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat verweerster geen rekening heeft gehouden met de opzeggingstermijn vastgelegd in artikel 99 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA).
2.3.
Ingevolge artikel 99 lid 2, aanhef en onder a, van de LMA kan aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, die voor onbepaalde tijd is benoemd eervol ontslag worden verleend mits een opzeggingstermijn in acht wordt genomen van drie maanden ingeval de betrokkene bij het begin van de opzeggingstermijn laatstelijk ten minste twaalf maanden onafgebroken in dienst was.
2.4.
Niet in geschil is dat in dit geval een opzeggingstermijn van drie maanden gold. Hoewel dat niet uitdrukkelijk in evengenoemde bepaling of de memorie van toelichting van de LMA is vermeld, heeft de wetgever kennelijk beoogd de bevoegdheid tot opzegging, zoals ook voor het ontslag het geval is, aan verweerster voor te behouden. Immers, de opzegging gaat vooraf aan het ontslag en is daar onlosmakelijk aan verbonden. Vast staat dat verweerster in dit geval heeft nagelaten om drie maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het ontslag een opzeggingsbrief aan klaagster uit te reiken. Het wnd. diensthoofd van DOS heeft echter al bij de opzeggingsbrief aan klaagster kenbaar gemaakt dat haar tijdelijke aanstelling per 31 juli 2018 eindigt. Hoewel in die brief niet is vermeld dat deze door of namens verweerster is verzonden, volgt uit haar standpunt dat de brief namens haar is opgesteld. Aldus is sprake van een namens verweerster op 26 april 2018 aan klaagster uitgereikte opzeggingsbrief. Doordat klaagster die brief ruim drie maanden voor de einddatum van de aanstelling heeft ontvangen, is voldaan aan geldende opzeggingstermijn van drie maanden. Dat brengt met zich dat de late verzending van het ontslagbesluit niet tot nietigverklaring daarvan leidt.
2.5.
Uit artikel 99 lid 2, aanhef en onder a, van de LMA blijkt niet dat voorwaarden zijn verbonden aan de opzegging van de tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd. Daaruit volgt dat verweerster zonder dat sprake hoefde te zijn van zwaarwegende redenen en zonder enige motivering tot opzegging mocht overgaan. Indien klaagster heeft beoogd te stellen dat verweerster niet mocht nalaten haar aanstelling te verlengen omdat zij goed functioneerde, slaagt die stelling dan ook niet.
2.6.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen klaagster voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking.
2.7.
Voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerster bestaat geen grond.

3.Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het
openbaar uitgesproken op 13 september 2018 in tegenwoordigheid van
mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAR.