ECLI:NL:OGAACMB:2018:7

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
AUA201600576
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen landsbesluit inzake bevordering ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die zich had verzet tegen een landsbesluit van 24 oktober 2016, waarbij zij met ingang van 1 september 2012 was bevorderd naar de rang van commies. Klaagster betwistte de juistheid van de bestreden beschikking met betrekking tot haar functie, uitloopschaal, niveau en anciënniteitsvereiste. Tijdens de zittingen is gebleken dat het Departamento di Recurso Humano (DRH) de door klaagster bestreden punten heeft erkend en een aanpassingsadvies heeft gegeven aan verweerder. Verweerder heeft echter tot op heden het bestreden landsbesluit niet ingetrokken of aangepast.

Het gerecht heeft de zaak op verschillende zittingen behandeld, waarbij klaagster in persoon en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.O. Senchi, aanwezig waren. De rechter heeft vastgesteld dat verweerder de fouten in het landsbesluit erkent en deze zal corrigeren. Echter, omdat verweerder nog geen nieuw landsbesluit heeft geslagen, heeft het gerecht verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een nieuw landsbesluit te nemen, met inachtneming van het advies van het DRH.

De uitspraak, gedaan op 22 januari 2018, verklaart het bezwaar van klaagster gegrond en vernietigt het bestreden landsbesluit. De rechter heeft benadrukt dat partijen het recht hebben om binnen dertig dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen, afhankelijk van hun aanwezigheid bij de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 22 januari 2018
AUA201600576
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit 24 oktober 2016, no. 29 is klaagster met ingang van 1 september 2012 bevorderd naar de rang van commies (schaal 8, dienstjaar 9).
Op 19 december 2016 heeft klaagster daartegen pro forma bezwaar gemaakt.
Op 1 februari 2017 heeft klaagster de gronden van haar bezwaar ingediend.
Verweerder heeft op 5 mei 2017 een contra-memorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2017, waar klaagster in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.P. Wever, zijn verschenen. Hierna is de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating zijdens partijen in verband met voortprocederen. Vervolgens is de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2017, waar klaagster in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.O. Senchi, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster betwist de juistheid van de bestreden beschikking wat de functie, uitloopschaal, het niveau van de functie en de anciënniteitsvereiste betreft.
2.2
Uit de door verweerder overgelegde stukken valt af te leiden dat het Departamento di Recurso Humano (DRH) de door klaagster in het landsbesluit van 24 oktober 2016 bestreden punten heeft erkend. Het DRH heeft op 3 mei 2017 een aanpassingsadvies aan verweerder doen toekomen. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat het advies van DRH zal worden gevolgd, maar kon niet met zekerheid zeggen wanneer de voorgestelde aanpassingen in een nieuw landsbesluit zullen worden vastgelegd. Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat zij het eens is met het advies van het DRH. Volgens klaagster is er naar aanleiding van het advies van het DRH van 3 mei 2017 een ministerraadbesluit genomen, maar verweerder heeft tot heden geen besluit geslagen.
2.3
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd is het gerecht van oordeel dat verweerder de in het bestreden landsbesluit opgenomen fouten erkent en deze fouten zal corrigeren. Nu verweerder tot heden het bestreden landsbesluit niet heeft ingetrokken c.q. aangepast ziet het gerecht aanleiding om verweerder op te dragen om binnen een hierna te noemen termijn, met inachtneming van het advies van DRH van 3 mei 2017, een nieuw landsbesluit te slaan.
2.4
Het vorenstaande leidt dan ook tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt het bestreden landsbesluit van 24 oktober 2016;
draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuw landsbesluit te slaan met in achtneming van het advies van het DRH van 3 mei 2017 en hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 22 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).