De woning van klaagster is ernstig beschadigd geraakt door orkaan Irma. Klaagster is kort na de orkaan, op 14 september 2017, naar Curaçao vertrokken.
Op 18 september 2017 heeft klaagster haar leidinggevende, de heer V. (hierna: de leidinggevende) per e-mail meegedeeld dat ze naar Curaçao is gegaan en voornemens is ‘om komende week‘ naar Nederland te vertrekken. Deze e-mail stuurt zij even later door naar de Secretaris-Generaal de heer R. (hierna: de SG).
Bij e-mail van 11 oktober 2017 schrijft de leidinggevende aan klaagster onder meer dat hij van haar geen reactie kreeg op zijn whats-app berichten en vraagt hij wanneer zij voornemens is terug te keren. Klaagster meldt haar leidinggevende op 12 oktober 2017 per e-mail onder meer dat zij vanaf 13 september 2017 steeds met de SG contact heeft gehad en hem van haar vertrek naar Curaçao en later naar Nederland, op de hoogte heeft gesteld. Zij meldt voorts zijn whats-app berichten nooit te hebben ontvangen. Zij meldt dat ze sinds 3 oktober 2017 in Nederland is en zich daar medisch zal laten onderzoeken en deelt mee dat haar terugkeer naar Curaçao staat gepland voor 23 oktober 2017. Tot slot vraagt zij of zij een aanvraag bijzonder verlof moet indienen. In een reactie diezelfde dag meldt de leidinggevende onder meer dat bij terugkeer zal worden gesproken over hoe het verblijf van klaagster in Curaçao en Nederland formeel moet worden aangemerkt.
Bij e-mail van 18 oktober 2017 meldt klaagster aan haar leidinggevende dat zij medio november bij de specialist terecht kan en vraagt zij of er bezwaar is tegen verlenging van haar verblijf om die reden. De leidinggevende reageert diezelfde dag, stellende in zijn e-mail onder meer: “ik stem hier niet mee in en adviseer je dringend, meer nog: roep je op, z.s.m. naar SXM terug te keren om je werk hier weer op te pakken.”
In een brief van 6 november 2017, met kenmerk 3717/kabinet/6112017, aan klaagster schrijft de Minister van Justitie onder meer dat niet objectief is gebleken dat zij voor dringend noodzakelijke medische hulp en met goedkeuring van SZV, buiten Sint Maarten moet verblijven, dat haar afwezigheid als ernstig plichtsverzuim wordt aangemerkt, dat hij zich bij haar terugkeer zal beraden over een eventueel op te leggen disciplinaire straf en dat haar handelwijze toepassing van het ‘no work, no pay principe’ rechtvaardigt. De Minister meldt voorts dat haar salaris per 5 oktober 2017 diende te worden stopgezet, maar dat haar leidinggevende hem er van wist te overtuigen die stopzetting niet eerder dan 23 oktober 2017 te laten ingaan, zijnde de datum waarop zij waarop zij zou terugkeren, maar die zij naar 12 november 2017 heeft verschoven. Tot slot deelt de Minister mee dat een landsbesluit tot stopzetting van het salaris aan de Gouverneur zal worden aangeboden.
In een eveneens op 6 november 2017 gedateerd schrijven van de Minister aan de Afdeling Loon en Salarissen, met kenmerk 3817/kabinet/6112017, verzoekt de Minister onder toepassing van artikel 24 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) om het salaris van klaagster met ingang van 23 oktober 2017 stop te zetten tot nader bericht.
Per 12 november 2017 ontvangt klaagster weer haar salaris.