ECLI:NL:OGAACMB:2018:58
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag van ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en ongeschiktheid voor functie
In deze zaak gaat het om een ambtenaar die als gedeputeerde op Sint Eustatius heeft gefunctioneerd en vervolgens is ontslagen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De klaagster, die eerder werkzaam was bij de belastingdienst, werd verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim zou zijn voortgekomen uit drie incidenten die zich in 2015 hebben voorgedaan, terwijl klaagster gedeputeerde was. De Minister concludeerde dat klaagster haar positie had misbruikt door haar broer aan te stellen als interim hoofd Financiën, zonder dit te melden aan het Bestuurscollege. Daarnaast gaf zij zonder toestemming rechten aan medewerkers in het AFAS-systeem en stelde zij een kandidaat voor de functie van directeur P&O voor, zonder de juiste procedures te volgen.
Het Gerecht in Ambtenarenzaken oordeelde dat het tijdsverloop tussen de incidenten en het ontslag niet te lang was, aangezien de termijn pas begon te lopen na het beëindigen van klaagsters functie als gedeputeerde. Het Gerecht concludeerde dat twee van de drie verwijten geen ernstig plichtsverzuim opleverden, maar dat de subsidiaire grond van ongeschiktheid voor de functie wel gerechtvaardigd was. Klaagster had onvoldoende integriteit getoond en niet de juiste mentaliteit voor haar functie bij de Rijksdienst Caribisch Nederland. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag niet onevenredig was en verklaarde het beroep van klaagster ongegrond.