In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die zich richtte tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar schaal 8 door de Gouverneur van Aruba. De afwijzing vond plaats op basis van een negatief advies van haar leidinggevende, dr. [X], en een hoge mate van arbeidsongeschiktheid van klaagster in de voorgaande jaren. Klaagster voerde aan dat zij naar behoren functioneerde en dat een collega, [A], wel was bevorderd, maar het gerecht oordeelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de werkzaamheden van klaagster en haar collega wezenlijk verschilden. Het gerecht benadrukte dat de bevoegdheid van de Gouverneur om ambtenaren te bevorderen discretionair is en dat deze beslissing slechts terughoudend kan worden getoetst. De rechter concludeerde dat de afwijzing van het verzoek van klaagster in stand kon blijven, omdat de Gouverneur in redelijkheid tot zijn beslissing had kunnen komen. De uitspraak werd gedaan op 2 juli 2018, waarbij het gerecht de rechtsgevolgen van de afwijzing geheel in stand liet en geen proceskostenveroordeling oplegde, aangezien klaagster materieel in het ongelijk werd gesteld.