ECLI:NL:OGAACMB:2018:53

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
AUA201400413/GAZA nr. 2857 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van plichtsverzuim en disciplinaire sancties binnen het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 2 juli 2018 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster, een ambtenaar bij de Directie Financiën, tegen een disciplinaire straf opgelegd door de minister van Financiën en Overheidsorganisatie. De straf, die bestond uit een gedeeltelijke inhouding van inkomen van Afl. 1.000,-, was gebaseerd op het vermoeden van plichtsverzuim, omdat klaagster een organiserende rol zou hebben gespeeld bij collectieve acties van medewerkers in maart en juni 2013. Klaagster ontkende echter enige betrokkenheid en stelde dat de beschuldigingen ongegrond waren.

Het gerecht oordeelde dat om plichtsverzuim aan te nemen, er voldoende objectieve en concrete bewijzen moeten zijn. Het gerecht concludeerde dat de door verweerder overgelegde bewijsstukken en verklaringen onvoldoende waren om de beschuldigingen tegen klaagster te onderbouwen. De anonieme verklaringen van medewerkers werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat de inhoud en betrouwbaarheid niet konden worden beoordeeld. Hierdoor was het gerecht van mening dat het plichtsverzuim niet voldoende was aangetoond.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat het bezwaar van klaagster gegrond was, en het bestreden landsbesluit werd vernietigd. Verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, die op Afl. 1.000,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van deugdelijk vastgestelde gegevens in disciplinaire procedures binnen het ambtenarenrecht.

Uitspraak

Uitspraak van 2 juli 2018
AUA201400413/GAZA nr. 2857 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de minister van Financiën en Overheidsorganisatie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 11 november 2014, no. 16, heeft verweerder, met toepassing van artikel 83, eerste lid, sub d van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht aan klaagster een disciplinaire straf opgelegd van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter grootte van Afl. 1.000,-.
Tegen dit landsbesluit heeft klaagster op 18 november 2014 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Op 21 september 2015 heeft verweerder een akte uitlating ingediend en is de zaak op verzoek van verweerder naar de rol verwezen voor voortzetting behandeling.
De zaak is ter zitting van 22 augustus 2016 behandeld, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
Op 19 september 2016 hebben partijen een akte uitlating ingediend.
Hierna is de zaak ter zitting van 3 oktober 2016 behandeld, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. Waarna de zaak naar de parkeerrol is verwezen.
Op de zitting van 21 mei 2018 is de zaak wederom behandeld, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster is ambtenaar bij de Directie Financiën in de functie van chef van de Salarisadministratie.
2.2
Bij bestreden landsbesluit van 11 november 2014 is aan klaagster een disciplinaire straf opgelegd van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter grootte van Afl. 1.000,-. Blijkens de bewoordingen van het bestreden landsbesluit ligt daaraan – kort gezegd – het vermoeden ten grondslag dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim doordat zij een organiserende rol heeft gespeeld bij een tweetal collectieve acties (gezamenlijk ziekmelden) op de Afdeling Salarisadministratie in maart en juni 2013. Naar aanleiding hiervan zijn er ernstige twijfels gerezen over de betrouwbaarheid en de integriteit van klaagsters, aldus verweerder.
2.3
Klaagster kan zich niet verenigen met de opgelegde disciplinaire straf en ontkent enige rol bij deze acties te hebben gespeeld. Het bestreden landsbesluit is op volstrekt onjuiste beschuldigingen gegrond, aldus klaagster.
2.4
Ingevolge artikel 47, eerste lid van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. Het derde lid bepaalt dat de ambtenaar zich behoort te onthouden van het bezigen van vloeken en van ruwe of onzedelijke taal.
Ingevolge artikel 82, eerste lid van de Lma, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
2.5
Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt. Bij de beantwoording van de vraag of klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.4
Naar het oordeel van het gerecht zijn, alles in aanmerking nemende, geen objectieve en voldoende concrete bewijzen overgelegd waaruit onmiskenbaar blijkt van klaagsters betrokkenheid bij de collectieve acties. Het aan klaagster verweten plichtsverzuim is derhalve niet voldoende komen vast te staan. De door verweerder overgelegde producties en het verhandelende ter zitting bieden onvoldoende concrete onderbouwing voor het in het bestreden landsbesluit verwoorde vermoeden. De stelling van verweerder dat door een of meer anonieme medewerkers voor klaagster belastende verklaringen zijn afgelegd, is daarvoor onvoldoende, nu de inhoud noch de betrouwbaarheid van die verklaringen door het gerecht kan worden beoordeeld. Dat het anoniem houden van de desbetreffende medewerkers gerechtvaardigd is werd onvoldoende onderbouwd. Het gerecht acht onvoldoende op grond van deugdelijk vastgestelde gegevens aangetoond dat klaagster het haar verweten plichtsverzuim heeft begaan.
2.5
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag liggende motivering. Het bezwaar van klaagster is derhalve gegrond. De bestreden beschikking zal worden vernietigd.
2.6
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden landsbesluit van verweerder van 11 november 2014, no 16;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.