ECLI:NL:OGAACMB:2018:51

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
GAZA nr. AUA201600528
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen mededeling van afzien van disciplinaire procedure in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als financieel medewerker bij Instituto di Alarma y Seguridad Aruba (IASA), bezwaar gemaakt tegen een mededeling van de Minister van Justitie. Deze mededeling, gedateerd 27 oktober 2016, hield in dat er werd afgezien van verdere disciplinaire procedures tegen klaagster, gelet op het tijdsverloop. Klaagster was van mening dat de bewoordingen van de mededeling haar in een kwaad daglicht stelden en dat dit haar toekomstige carrière zou kunnen benadelen. Ze verzocht om de mededeling te wijzigen zodat deze zou aangeven dat er geen verwijtbaar handelen van haar kant was.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld. Klaagster had het bezwaarschrift tijdig ingediend, binnen dertig dagen na ontvangst van de bestreden beschikking. Het gerecht oordeelde dat de mededeling van de Minister niet als een voor beroep vatbare beslissing kon worden aangemerkt, maar als een informatieve mededeling. Dit was gebaseerd op de bewoordingen van de brief en het feit dat de mededeling niet door het bevoegde gezag was gedaan.

Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat er geen procesbelang was. De uitspraak werd gedaan door mr. E.M.D. Angela op 25 juni 2018, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 25 juni 2018
GAZA nr. AUA201600528
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 27 oktober 2016 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld dat is besloten om af te zien van verdere disciplinaire procedure tegen haar, gelet op het tijdsverloop.
Hiertegen heeft klaagster op 30 november 2016 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 3 februari 2017 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 augustus 2017, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door mr. E.C. Wever-Croes en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Hierna hebben partijen op verzoek van het gerecht verschillende aktes genomen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking op 10 november 2016 heeft ontvangen. Het tegendeel blijkt ook niet uit de stukken. Het gerecht gaat er daarom van uit dat klaagster haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij de bestreden beschikking heeft ontvangen. Klaagster is derhalve ingevolge artikel 41, derde lid van de La ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.3
Klaagster is als financieel medewerker werkzaam bij Instituto di Alarma y Seguridad Aruba (IASA). Aan klaagster is met ingang van 3 oktober 2014 voor de duur van zes weken de toegang tot IASA ontzegd. Bij brief van 19 november 2014 is namens verweerder aan klaagster medegedeeld dat de toegangsontzegging met ingang van 19 november 2014 wordt ingetrokken aangezien uit onderzoek is gebleken dat klaagster niets te verwijten valt. Bij brief van 27 oktober 2016 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld dat besloten is om af te zien van een verdere disciplinaire procedure gelet op het tijdsverloop.
2.4
Klaagster kan zich niet verenigen met de inhoud van laatstgenoemde brief en voert - kort samengevat - aan dat de woorden “gelet op het tijdsverloop” impliceren dat zij iets verkeerds zou hebben gedaan waardoor zij in de toekomst in haar carrière benadeeld zou kunnen worden. Zij wenst dat de brief wordt gewijzigd in “wegens het ontbreken van enig faalbaar handelen uwerzijds wordt van verdere disciplinaire procedure afgezien”.
2.5
In artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak is bepaald dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
2.6
Naar het oordeel van het gerecht kan de mededeling van verweerder aan klaagster van 27 oktober 2016 niet worden aangemerkt als een voor beroep vatbare beslissing, maar gaat het hier (gelet op de bewoordingen van de brief) om een mededeling van informatieve aard ten aanzien van de beslissing om af te zien van verdere disciplinaire procedure. Des temeer nu deze mededeling niet door het bevoegde gezag is gedaan.
2.7
Uit vaste rechtspraak van de Nederlandse Centrale Raad van Beroep, bijvoorbeeld de uitspraak van 23 mei 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW6811) vloeit voorts voort dat pas sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaarschrift met het maken van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor die indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
2.8
Dit leidt tot de slotsom dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 25 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.