ECLI:NL:OGAACMB:2018:50

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
GAZA nr. AUA201703574
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevordering ambtenaar in beveiligingsfunctie

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam als bewakingsmedewerker, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de functie van beveiligingsmedewerker (schaal 6). De bestreden beschikking werd op 11 oktober 2017 gegeven, waarna klaagster op 28 december 2017 bezwaar indiende. De zaak werd behandeld op 14 mei 2018, waarbij klaagster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder door mr. M.P. Jansen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster de bestreden beschikking in december 2017 heeft ontvangen, waardoor haar bezwaar tijdig was ingediend. Inhoudelijk oordeelde het gerecht dat de beslissing van verweerder om het verzoek van klaagster af te wijzen, op goede gronden was genomen. Het gerecht benadrukte dat de bevoegdheid van verweerder om ambtenaren te bevorderen discretionair is en dat deze beslissing slechts terughoudend kan worden getoetst.

Klaagster voerde aan dat zij sinds 1 juni 2004 de functie van beveiligingsmedewerker bekleedt en dat een collega wel was bevorderd naar schaal 6, wat volgens haar in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Het gerecht oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien klaagster haar werkzaamheden niet bewapend uitvoert, in tegenstelling tot haar collega.

Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar van klaagster ongegrond, en gaf het aan dat beide partijen in hoger beroep kunnen gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 25 juni 2018
GAZA nr. AUA201703574
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 11 oktober 2017 (hierna: de bestreden beschikking) is het verzoek van klaagster voor een bevordering naar de functie van beveiligingsmedewerker (schaal 6) afgewezen.
Hiertegen heeft klaagster op 28 december 2017 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 8 februari 2018 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 mei 2018, alwaar klaagster is verschenen bij haar gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking in december 2017 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat zij haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij de bestreden beschikkingen heeft ontvangen. Klaagster is derhalve ingevolge artikel 41, derde lid van de La ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.3
In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder op goede grond heeft beslist om het verzoek van klaagster af te wijzen. Bij de beantwoording van deze vraag stelt het gerecht voorop dat de bevoegdheid van verweerder om ambtenaren al dan niet te bevorderen discretionair van karakter is. Dit brengt met zich dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.4
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en voert - kort gezegd - het volgende aan. Zij bekleedt sinds 1 juni 2004 de functie van beveiligingsmedewerker en niet van beveiligingsbewaker en is sindsdien onafgebroken werkzaam in de afdeling bewaking en beveiliging onder het dienstonderdeel arrestantenzorg. Klaagster is bevoegd een wapen te dragen. Een collega is wel bevorderd naar schaal 6. Verweerder handelt, zo meent klaagster, in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
2.5
Uit de stukken blijkt dat klaagster benoemd is in de functie van bewakingsmedewerker met een maximale waardering van schaal 5. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat klaagster de maximale waardering van deze functie heeft bereikt. Klaagster betoogt dat zij de functie van beveiligingsmedewerker bekleedt en niet van bewakingsmedewerker. Niet in geschil is echter dat klaagster, anders dan een beveiligingsmedewerker, haar werkzaamheden niet bewapend uitvoert. Het betoog faalt.
2.6
Klaagster beroept zich voorts op het gelijkheidsbeginsel. Naar het oordeel van het gerecht is er geen sprake van een gelijke geval nu de collega van klaagster, anders dan klaagster, wel bewapend zijn dagelijkse werkzaamheden uitvoert. Het gerecht is gelet hierop van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.
2.7
In het licht van het vorengaande is het gerecht dan ook van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het verzoek van klaagster af te wijzen.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klaagster ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 25 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.