In deze zaak heeft klager, wonend in Aruba, bezwaar aangetekend tegen de fictieve weigering van de Gouverneur van Aruba om te beslissen op zijn verzoek tot bevordering in verschillende schalen. Klager had in 2010 een verzoek ingediend om bevorderd te worden naar schaal 6, met daaropvolgende verzoeken voor hogere schalen in de jaren daarna. Ondanks herhaalde verzoeken en rappelbrieven heeft de Gouverneur geen inhoudelijke beslissing genomen. Klager diende op 22 december 2017 een bezwaarschrift in tegen het uitblijven van een beslissing. De zaak werd behandeld op 7 mei 2018, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. M.P. Jansen.
Het gerecht heeft geoordeeld dat het bezwaar gegrond is, omdat de Gouverneur niet tijdig heeft beslist op het verzoek van klager. De rechter verwijst naar een eerdere uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, waarin werd vastgesteld dat de weigering om te beschikken niet als een afwijzende of goedkeurende beschikking kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat klager het recht heeft om een procedureel middel in te zetten om de Gouverneur te dwingen tot besluitvorming. De rechter heeft de Gouverneur opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen en heeft de bestreden fictieve beschikking nietig verklaard. Tevens is de Gouverneur veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand van klager, tot een bedrag van Afl. 350,-.