ECLI:NL:OGAACMB:2018:46

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
AUA201701118
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van ontslag voor politieambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in het bezwaar van klager, een politieambtenaar, tegen de disciplinaire straf van ontslag die hem was opgelegd door de Gouverneur van Aruba. Klager had op 5 mei 2017 een disciplinaire straf van ontslag ontvangen, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek waarin hij werd verdacht van mishandeling van zijn vriendin en een vrouwelijke collega. De rechter heeft vastgesteld dat klager opzettelijk zijn vrouwelijke collega en vriendin heeft mishandeld, wat door de strafrechter op 22 juni 2017 is bewezen verklaard. Het gerecht oordeelde dat de Gouverneur terecht het handelen van klager als ernstig plichtsverzuim heeft aangemerkt, gezien de hoge eisen die aan politieambtenaren worden gesteld op het gebied van integriteit en betrouwbaarheid. Klager's beroep op het gelijkheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel werd verworpen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen en de bestreden beschikking voldoende gemotiveerd was. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 18 juni 2018
AUA201701118
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 5 mei 2017 no. 25 heeft verweerder klager de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, dan wel eervol ontslag verleend, beide met ingang van vijf dagen na dagtekening van de bestreden beschikking.
Op 14 juni 2017 heeft klager tegen het ontslagbesluit pro forma bezwaar gemaakt bij het gerecht. Op 2 oktober 2017 heeft klager de gronden van zijn bezwaar bij het gerecht ingediend.
Klager heeft op 9 maart 2018 nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2018. Klager is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mw. mr. V.M. Emerencia. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Verweerder heeft op 25 april 2018 een contra-memorie ingediend.
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2018. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde A. Lumenier. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de bestreden beschikking op 17 mei 2017 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat hij zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij de bestreden beschikking heeft ontvangen. Klager is derhalve ingevolge artikel 41, derde lid van de La ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.3
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
2.4
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i, kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
2.5
Ingevolge artikel 98, eerste lid, onder f, kan buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken
2.6
Aan de bestreden beschikking van 5 mei 2017 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat tegen klager een strafrechtelijk onderzoek gaande was en dat hij verdacht werd van - kort samengevat - mishandeling van zijn vriendin en poging tot doodslag, mishandeling, bedreiging, diefstal en vernieling gepleegd tegen een vrouwelijke collega. Verweerder heeft aangevoerd dat klager met zijn gedrag zowel zijn persoonlijke integriteit als de integriteit als politieambtenaar in en het imago van het Korps Politie Aruba (KPA) ernstig heeft geschaad. Verweerder stelt hoge eisen aan de integriteit en betrouwbaarheid van zijn ambtenaren en juist aan klager, gelet op de functie van politieambtenaar die hij bekleedt. Verweerder concludeert dat klager de integriteit en het vertrouwen van zowel het KPA, het Land als zichzelf ernstig heeft geschaad en daarom niet langer geschikt is voor de dienst.
2.7
Klager kan zich niet verenigen met het hem bij bestreden beschikking opgelegde ontslag en heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat het bestreden ontslagbesluit in strijd is met artikel 85 van de Lma en in strijd met het gelijkheidsbeginsel, evenredigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Dat er sprake is van plichtsverzuim is het onderhavige geval niet in geschil.
2.8
Klager is als ambtenaar werkzaam bij het KPA. Klager is op 6 juni 2016 aangehouden en in verzekering gesteld als verdachte wegens strafbare feiten die zouden zijn begaan tijdens het uitvoeren van zijn werk als politieambtenaar.
2.9
Bij vonnis van 22 juni 2017 heeft de strafrechter bewezen verklaard dat klager zowel zijn vrouwelijke collega als zijn vriendin opzettelijk heeft mishandeld. Klager is daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, een werkstraf van 240 uren en de betaling van een bedrag van Afl. 568 aan zijn vrouwelijke collega.
2.1
Het gerecht is van oordeel dat verweerder het handelen van klager terecht als ernstig plichtsverzuim heeft aangemerkt. Verweerder heeft zich op goede grond op het standpunt gesteld dat klager met zijn handelen het aanzien van het ambt als politieambtenaar en het imago van het KPA in zijn algemeenheid ernstig heeft beschadigd. Daarbij is in aanmerking genomen dat het handelen van klager als ernstig kan worden gekwalificeerd. Van belang acht het gerecht dat klager politieambtenaar is. Aan een politieambtenaar, die een voorbeeldfunctie vervult, mogen hoge eisen worden gesteld wat integriteit en betrouwbaarheid betreft. Verweerder heeft aan het geconstateerde plichtsverzuim, gelet op de ernst ervan, de disciplinaire straf van ontslag mogen verbinden. Van onevenredigheid tussen de opgelegde straf en de gepleegde overtreding is geen sprake.
2.11
Voorts overweegt het gerecht dat klagers beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt, nu er geen sprake is van gelijke gevallen. Niet gebleken is dat het in de door klager genoemde gevallen om eenzelfde ernstig plichtsverzuim gaat en daarbij een andere disciplinaire straf is opgelegd. Alleen al hierin verschilt zijn zaak van de door hem genoemde gevallen.
2.12
Het gerecht is voorts van oordeel dat verweerder de bestreden beschikking toereikend heeft gemotiveerd. Het door klager gedane beroep op het motiveringsbeginsel faalt derhalve.
2.13
Nu geen van de door klager aangedragen gronden van zijn bezwaar doel treft, is het bezwaar ongegrond.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.