ECLI:NL:OGAACMB:2018:45

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
Gaza nr. 1097 van 2016/AUA201600376
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het uitblijven van een beschikking op verzoeken van een ambtenaar met betrekking tot bevordering en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de Gouverneur van Aruba en de Minister van Onderwijs en Gezin. Klager had eerder een uitspraak van 30 november 2015, waarin werd bepaald dat verweerders binnen vier maanden een beslissing moesten nemen op zijn verzoeken om bevordering, gegrond verklaard. Klager diende op 20 mei 2016 een bezwaarschrift in omdat verweerders geen gevolg hadden gegeven aan deze uitspraak. Tijdens de zittingen op 10 oktober en 28 november 2016 werd het bezwaar behandeld, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A.F.J. Caster, en verweerders door mr. V.M. Emerencia.

Het Gerecht oordeelde dat verweerders geen gevolg hadden gegeven aan de eerdere uitspraak en dat klager hierdoor benadeeld was. Klager stelde dat hij materiële schade had geleden door het niet nakomen van de uitspraak, met een schadebedrag van Afl. 53.820,- en een verzoek om immateriële schadevergoeding van Afl. 3.500,-. Verweerders voerden aan dat klager deel uitmaakte van een groep die eerst ontslagen moest worden voordat hij opnieuw in dienst kon worden genomen.

Het Gerecht benadrukte dat rechterlijke uitspraken met voortvarendheid moeten worden uitgevoerd en dat de termijn van zes maanden in de Landsverordening ambtenarenrechtspraak enkel geldt voor het indienen van bezwaar, niet voor de uitvoering van uitspraken. Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat klager recht had op een immateriële schadevergoeding van Afl. 3.500,- en dat verweerders ook de proceskosten van Afl. 1.000,- moesten vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 18 juni 2018, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen 30 dagen.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 18 juni 2018
Gaza nr. 1097 van 2016/AUA201600376
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster,
tegen:

1.DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

2.DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN GEZIN,
zetelende te Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij uitspraak van 30 november 2015, GAZA nr. 382 van 2015, heeft het gerecht het bezwaar gericht tegen het uitblijven van een beschikking op diverse verzoeken van klager, laatstelijk van 15 september 2014, om hem te bevorderen, gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen vier maanden na deze uitspraak een (reële) beslissing dienen te nemen.
1.2
Op 20 mei 2016 heeft klager een bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La) ingediend omdat verweerders geen gevolg hebben gegeven aan voornoemde uitspraak.
1.3
Verweerders hebben op 21 november 2016 stukken ingediend.
1.4
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 10 oktober 2016, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerders bij hun gemachtigde voornoemd.
1.5
Het bezwaar is voortgezet op 28 november 2016, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerders bij hun gemachtigde voornoemd. Ter zitting is de getuige [X], hoofd Dienst Publieke Scholen (hierna: DPS), gehoord.
1.6
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
2.2
Niet in het geschil is dat verweerders geen gevolg hebben gegeven aan de uitspraak van 30 november 2015, waarbij is bepaald dat verweerders binnen vier maanden na de datum van die uitspraak een (reële) beslissing dienen te nemen op de verzoeken van klager van laatstelijk 15 september 2014.
2.3
Klager heeft aangevoerd dat hij door het niet nakomen van bedoelde uitspraak wordt benadeeld, omdat hij een verschil in inkomen en vakantie-uitkering heeft en zijn pensioengrondslag niet klopt. Klager voert tevens aan dat hij sedert 2009 tewerk is gesteld in een hogere en zwaardere functie terwijl hij niet in de correcte bij de functie behorende schaal is bevorderd. Klager heeft de door hem geleden materiële schade bepaald op een (voorlopig) bedrag van Afl. 53.820,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf augustus 2009. Het bedrag aan rente heeft klager begroot op Afl. 12.034,75. Daarnaast heeft klager een bedrag van Afl. 3.500,- verzocht als vergoeding voor de door hem geleden immateriële schade.
2.4
Verweerders hebben gesteld dat klager deel uitmaakt van een groep van 36 niet-onderwijzend personeelsleden die eerst bij landsbesluit ontslagen dienen te worden bij Directie Onderwijs om dan bij ministeriele beschikking in dienst genomen dienen te worden bij de DPS. Verder hebben verweerders aangevoerd dat de functie van klager maximaal gewaardeerd is op schaal 10 en dat hij vanaf het jaar 2013 in aanmerking komt voor deze schaal.
2.5
Het gerecht stelt voorop dat uitvoering van rechterlijke uitspraken met voortvarendheid dient plaats te vinden. Dit betekent dat de rechterlijke opdracht tot het nemen van een nieuw besluit op zo kort mogelijke termijn dient te worden uitgevoerd, waarbij aantoonbaar moet zijn dat de zaak niet zonder dat daarin iets gebeurt, blijft liggen. Hierbij moet voorts worden aangetekend dat de termijn van zes maanden genoemd in artikel 96, lid 2 van de La slechts betekenis heeft voor de vaststelling van de termijn waarbinnen bezwaar kan worden ingesteld en geen indicatie geeft voor de tijd die een administratief orgaan mag nemen voor de uitvoering van een rechterlijke uitspraak.
2.6
In dit geval is het gerecht niet gebleken van enige besluitvoorbereiding of besluitvorming van verweerders naar aanleiding van bedoelde uitspraak. Anderzijds is evenmin gebleken of anderszins aannemelijk geworden dat nakoming van bedoelde uitspraak zou hebben geleid tot een voor klager positief besluit.
2.7
Nu niet met zekerheid is vast te stellen of en in welke mate klager materiële schade heeft geleden ten gevolge van het niet beslissen op haar verzoek, stelt het gerecht de door klager, die al sinds eind 2009 tracht een beslissing te krijgen op zijn verzoek om bevordering, geleden overwegend immateriële schade naar billijkheid vast op Afl. 3.500,- netto.
2.8
Het gerecht ziet tevens aanleiding om verweerders te veroordelen in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van klager worden begroot op Afl. 1.000,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
veroordeelt verweerders tot betaling aan klager van een bedrag ad Afl. 3.500,- netto, als vergoeding van de geleden immateriële schade;
veroordeelt verweerders tot betaling aan klager van een bedrag van Afl. 1000,-, wegens de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 18 juni 2018, in tegenwoordigheid van de griffier
Op grond van artikel 134 Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Hoger beroep dient te worden ingesteld binnen 30 dagen na de dag van deze uitspraak.