ECLI:NL:OGAACMB:2018:35

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 mei 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
GAZA nr. AUA201702591
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen fictieve weigering van de Gouverneur van Aruba om te beslissen op verzoek tot bevordering of toelage

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar te Aruba, op 30 augustus 2016 een verzoek ingediend om bevordering naar schaal 12 of om een toelage naar schaal 12. Aangezien er geen beslissing is genomen op dit verzoek, heeft klaagster op 29 september 2017 bezwaar gemaakt bij het Gerecht in Ambtenarenzaken. De verweerder, de Gouverneur van Aruba, heeft op 22 november 2017 een contramemorie ingediend. De behandeling van de zaak vond plaats op 19 februari 2018, waarbij alleen klaagster en haar gemachtigde aanwezig waren. De uitspraak is gedaan op 21 mei 2018.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verweerder geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klaagster, waardoor klaagster mocht aannemen dat er sprake was van een fictieve weigering. Het bezwaar is gegrond verklaard en de fictieve beschikking is nietig verklaard. Het Gerecht heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beslissen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

De partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen tegen deze eindbeslissing, binnen dertig dagen na de uitspraak, afhankelijk van hun aanwezigheid bij de uitspraak of de ontvangst van een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 21 mei 2018
GAZA nr. AUA201702591
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J. Hoekman (DRH).

1.PROCESVERLOOP

Klaagster heeft bij brief, ingediend op 30 augustus 2016, verzocht om haar te bevorderen naar schaal 12 of om aan haar een toelage toe te kennen naar schaal 12.
Tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek heeft klaagster op 29 september 2017 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De verweerder heeft op 22 november 2017 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 februari 2018, alwaar alleen klaagster bij haar gemachtigde is verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 30 augustus 2016 ingediend verzoek van klaagster mocht zij, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van haar bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op haar verzoek te beschikken. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze (fictieve) weigering tijdig ingediend.
2.2
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klaagsters verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond en zal de bestreden (fictieve) beschikking nietig worden verklaard. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klaagster. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
2.3
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de fictieve weigering van verweerder om te beslissen op het verzoek van klaagster, ingediend op 30 augustus 2016;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beschikken.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 mei 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).